Tagarchief: lucas derycke

Elsschot is een postmodernist

Beste bloglezers,

Een half jaar broedde ik op een blogpost over Een Ontgoocheling, de voorstelling die omstreeks die tijd in première ging op Zomer Van Antwerpen. Niet over de audiowandelingen, want die job heb ik al achter de rug (LEES  HIER), maar over de voorstelling zelf, met veel aandacht voor het aspect tekstbewerking, meerbepaald de omzetting van de Elsschotnovelle naar muziektheater.

Eén van de redenen waarom het er tot dusver niet van kwam, is het bestaan van het interview dat literair journaliste Martine Cuyt van mij afnam afgelopen zomer. Een interview dat zo gedegen en zo uitgebreid is dat het mij niet alleen verblijdde, maar mij ook de goesting ontnam om zelf achter het toetsenbord te kruipen.

Maar! Waarom zou ik Martine niet vragen of ik haar werk niet op mijn blog mag posten? Zo is er meteen een webversie van Achter De Schermen, jaargang 19, de nieuwsbrief van het Willem Elsschot Genootschap, in wiens opdracht Martine het stuk opstelde.

Momenteel zijn we op tournee met de zaalversie van Een Ontgoocheling. Wat we hoopten, is geschied: de monumentaliteit van de feestzaal van het Atheneum succesvol inruilen voor de focus (door gericht licht en een goede klank) van de black box. Een beter moment om dit interview te droppen, bestaat dus niet.

ELSSCHOT IS EEN POSTMODERNIST

Multimediakunstenaar Adriaan Van Aken heeft Belgische schrijver als missie

Het licht aansteken in het ‘immer als cynisch, diepduister en verschrikkelijk melancholisch bestempelde oeuvre van Willem Elsschot.’ Dat is de missie van de Belgische multimediakunstenaar, voorheen: theatermaker Adriaan Van Aken. Na Dwaallicht (2010, Braakland/ZheBilding) zet hij met het driestedentheater Het nieuwstedelijk zijn tweede favoriete Elsschot, Een Ontgoocheling, met muziek en verve op de planken. Audiotour inbegrepen.

Tekst: Martine Cuyt

Waar komt die Elsschotmissie vandaan, Adriaan? En nog: is zijn werk dan niet cynisch, donker en melancholisch?

Ik heb iets te veel biografen gelezen die hem cynisch noemen en ook het grote publiek ziet hem zo. Ik zie hem absoluut niet zo. Elsschot is duidelijk een man met een goed ontwikkelde donkere kant, klopt. Hij is een melancholicus, maar niet in de klassieke betekenis.

Mijn vorig project Het Einde is Nabij was een lezing over melancholie met theatercompaan Johan Petit (Martha!tentatief!), waar we, kort door de bocht, het woord probeerden uit de handen te krijgen van Freud, die melancholie als een synoniem ziet van depressie.

Melancholie is veelkantig. Die veelkantigheid geldt ook voor Elsschot. Symbolisch is dat zijn fenomenaal bekende dichtregels ‘tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’ worden geciteerd, maar net daar ophouden. Voor mij zijn de daaropvolgende verzen cruciaal: ‘Maar ook weemoedigheid’, die ook nog eens niemand kan verklaren en die ‘des avonds komt. Wanneer men slapen gaat.’ Daardoor krijgen de vorige verzen een extra laagje.

Conclusie: Elsschot is een bijzondere melancholicus?

Ja, met melancholie als productieve, scheppende kracht. Niet in de betekenis van mensen die in een hoekje zitten te wenen. In de melancholie als die van Elsschot zit altijd humor. Er bestaat voor mij geen melancholie zonder lach. Het is juist als de toestand echt ellendig is, dat je het hardst moet lachen. Er zit ook altijd verzet in melancholie, iets strijdbaars.

Hoe heb jij Elsschot leren kennen?

Zoals iedereen: op school. De leeslijst. Mijn eerste kennismaking was Het Dwaallicht. Dat was een instapklaar boekje. Het speelt in voor mij bekende straten van de Sint-Andrieswijk. Ik liep er als kind dagelijks door. Ik speelde er.

Dat maakte dat ik het boekje vlot naar binnen werkte. Ik las er toen uiteraard nog lang niet in wat ik er vandaag in lees, maar het was meteen een voltreffer.

Vrijwel tegelijk ontdekte ik – ook op school – de gedichten van Elsschot. In één uur zagen wij niet één dichter, maar een handvol: Herman de Coninck, Cees Buddingh’, Willem Elsschot en anderen. De leraar wilde op die manier ontdekken wat aantikte bij de leerlingen. En reken maar dat Elsschot aantikte.

Zijn gedichten zijn zo krachtig dat je zelfs als tiener voelt: ‘Wow, hier is wat mee aan de hand.’  Onder andere bij ‘Het huwelijk’ stond ik versteld van de ruwheid en de vrijwel dierlijke kracht die uit de verzen sprak.

Het is duidelijk dat Elsschot aan je ribben kleefde, als leerling al.  En in 2010 zette je jouw muziektheaterstuk Dwaallicht in de straten van de stad Antwerpen.

Er is nog een tussenstap. Na mijn studies regentaat ontdekte ik dat toneelregie een studierichting was. Die was me op het lijf geschreven. Als één van mijn twee afstudeerprojecten aan het RITCS (Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound) in Brussel ging ik voor Het Dwaallicht van Elsschot.

Hoe pakte je de laatste novelle van Elsschot toen aan?

Het werd een erg abstracte studentenversie. Ik had acteur Robbert So gevraagd voor de rol van Laarmans.

Robbert – een zogenaamde fopchinees, hij is een Nederlander met Aziatische trekken- , vond ik passen bij de drie zwarte mannen van Laarmans die op zoek zijn naar de bloedmooie Maria Van Dam.

Bij het lezen merkte Robbert dat hij die kathedralen van zinnen moeilijk uit zijn mond kreeg, dus ging ik aan de slag en begon ik de zinnen van Elsschot te deconstrueren. 

Je had de tekstbewerking dus kant en klaar voor de versie van Dwaallicht bij Braakland/ZheBilding (2010). ‘Elsschot met hoge street credibility’, schreef de pers.

De tekstbewerking is inderdaad wat ik aan mijn schoolproject heb overgehouden. Exact tien jaar later heb ik die weer bovengehaald en er nauwelijks wat aan veranderd.

  Dwaallicht werd muziektheater op locatie voor een gigantisch groot publiek, met name dat van het festival Zomer van Antwerpen. Met acteur Warre Borgmans in de rol van Laarmans. De voorstelling heeft vervolgens nog twee jaar getoerd, al had ook vier jaar gekund. 

Sleutelscène

Zeven jaar na 2010 en een gezelschapsformatie later. Wat bracht je bij Een Ontgoocheling?

Toen ik destijds in de bibliotheek Het Dwaallicht haalde – mijn eigen exemplaar was zoek geraakt – kwam ik buiten met de dubbeleditie van Querido. Naast Het Dwaallicht vond ik Een Ontgoocheling. Twee voor de prijs van één: werkt altijd. Ik begon te lezen en was meteen verkocht.

Je maakte het verhaal tot een vertelling-in-dertig-hoofdstukjes. Wat is je sleutelscène?

De start van Kareltjes leegloperij. ‘Voor Kareltje brak toen een heerlijke tijd aan’ is mijn lievelingszin uit Een ontgoocheling.

Die zin verrast, want Kareltje is net van school gesmeten, hij heeft zijn vader de grootste ontgoocheling van zijn leven bezorgd. Hoe kan dat dan?

De leegloperijpassages – voor en na de firma Beltransat – zijn de scènes waar het mij om te doen is en die dramaturgisch de insteek zijn voor de voorstelling.

Acteur Jurgen Delnaet switcht vast niet toevallig tijdens Kareltjes ‘leegloperij’ van derde persoon naar eerste persoon enkelvoud?

Het was duidelijk dat die omschakeling op een cruciaal moment moest. Voor mij was dat het ogenblik dat Kareltje beslist om niet in de Schelde te springen, maar kiest voor het leven.

Jij vindt Kareltje géén ontgoocheling, géén loser.

Hij is beslist geen loser. Misschien is Kareltje niet van de intelligentste, maar hij heeft wel een erg groot observatievermogen. Dat is een geweldige kwaliteit. Hij is iemand met verbeeldingskracht.

Kareltje zit in het park, loopt door de stad, en ziet wonderlijke dingen gebeuren: het openstaand mangat van de riolering, een snoeiende tuinman in de bomen, het op de been helpen van een gevallen paard en andere beelden die we een paar keer herhalen omdat ze zo mooi zijn. Niets ontgaat zijn aandacht.

De leegloperij komt tegenover de leegte van zijn vaders denken over werken. Die wil dat zijn zoon advocaat wordt omdat hij dan veel geld zal verdienen en veel aanzien zal genieten.

Politici verkondigen al jaren lang: ‘Iedereen een job en we zullen allemaal gelukkig worden.’ Maar: werken is niet altijd leuk of verheffend. Kijk naar vader De Keizer.

Bij Het nieuwstedelijk – theater is teamwork en dat wil ik graag benadrukken – evolueert Kareltje van handpop van zijn vader tot een denkend en agerend wezen. Hij is geen slachtoffer.

Aanvankelijk gaat Kareltje mee in de gedachtegang van vader:  zoonlief zal advocaat worden. Waar ligt het breekpunt?

In de klas, wanneer de leraar Latijn hem na het ‘Rosa-incident’ (Kareltje leest de naam ‘Rosa’ af van een spiekbriefje als antwoord op de vraag ‘Comment dit-on ‘le seigneur’ en Latin?’ (Correcte antwoord: ‘Dominus. Génitif domini.’)) vraagt wat hij later worden wil.

Kareltje wil naar gewoonte ‘advocaat’ antwoorden, maar dan, zoals Elsschot schrijft, is ‘zijn groot hoofd aan het denken gegaan’. De jongen beseft: ik zal nooit advocaat worden, want ik kan geen Frans, geen Latijn. Ik zal toch anders moeten beginnen te kijken naar het leven, zo niet loopt het mis met mij. En precies daar wordt hij een interessant personage.

Bird’s lament

De bijbehorende muziek ondersteunt die scène zeer.

Voor mij het mooiste nummer uit de voorstelling. Ik vroeg aan de muzikanten om wat te doen met het nummer Bird’s lament van de Amerikaanse muzikant Moondog. Joris Caluwaerts (Stuff) heeft dat op zich genomen.

Moondog (1916-1999) was een Amerikaanse componist, muzikant en dichter, die grotendeels op straat leefde, zelf instrumenten bouwde en die kortom een heel creatief leven heeft geleid.

De ‘treurzang van de vogels’ is zijn bekendste werk. Je voelt er heel hard een landschap  in en blazers spelen een belangrijke rol. Een basklarinet met name.

Joris heeft een prachtig nummer gecomponeerd. Op een gegeven moment hoor je meeuwen krijsen.

De tuba kondigt van bij het begin al de slotfanfare bij de begrafenis van Louis De Keizer aan. Of niet?

Ik wilde beslist iets met zware blazers. Bij tuba en co denk je meteen aan fanfares en verenigingsleven. De voorstelling begint dus met een dubbele knipoog: naar de Lustige Whistspelers, de kaartclub waarvan De Keizer voorzitter is – tot hem die functie wordt afgenomen, en naar de stoet aan het eind van het boek. Niet eerder in producties heb ik de bassen weten komen uit een tuba!

Ik ben ook blij met het ene nummer wat de muzikanten niet zelf hebben geschreven: De club van geere bij is van de Antwerpse zanger Jaak De Vocht (1911-1979) en opgepikt door onze muzikant Benjamin Boutreur (Flat Earth Society). Hij is echt bibliotheken ingedoken om een cafélied te vinden dat kon passen bij afspanning In den Broedermin, waar de whistspelers verzamelen.

De songtekst past wonderwel, inclusief de referenties naar de rosse buurt.

Tegenwoordig zitten we in hippe koffiebars, maar in de tijd van Elsschot waren cafés wildere, brutere, vuilere kroegen waar vooral mannen bier en jenevers naar binnen klokten en waar sigaren werden gerookt.

Overigens, als ik het even in herinnering mag brengen: Elsschot schreef niet alleen grote literatuur, maar ook drinkliederen als ‘Schele Vanderlinden.’

Precies! Er zit veel muziek in Elsschot, is jouw credo.

Absoluut. De muzikaliteit van Elsschot kan ik niet genoeg benadrukken. We beginnen de voorstelling met muzikaal spreken en daar eindigen we ook mee. Spreken op muziek is iets waar ons gezelschap goed in is en dat de meeste aandacht en het grootste detail krijgt.

Elsschot maakt muziek met zijn teksten. Hij heeft beslist lettergrepen zitten tellen bij het schrijven. Vandaar dat de tekst zich ook zo vlot op muziek laat vertellen. Het is gewoon een goed huwelijk: de teksten van Elsschot en wat wij maken.

Voor we met Het nieuwstedelijk twee gezelschappen samenvoegden – de Queeste uit Limburg en Braakland/ZheBilding uit Leuven – lag bij die laatste, waar ik vandaan kom, het accent al op theater voor het oor. Audio ligt in het verlengde van theater voor het oor. Hier hebben we alles bij elkaar: en een theatervoorstelling en een audiowandeling.

Laarmans

Mag ik hier de monoloog van de heer Poortmans van Poortmans Dechesne & Co, de eerste baas van Kareltje, aanhalen? Die kent zoveel toonaarden en intonaties dat Jurgen wel een solerend muzikant lijkt.

Blij dat je die eruit pikt. Die ‘dialoog’ is een restant uit mijn afstudeerproject Het Dwaallicht (2000)! Ik vervang bij Een Ontgoocheling tekst van Elsschot door de ‘dialoog’ waarin de ritmische vraag: ‘Laarmans is het niet?’ de boventoon voert.

Om de transformatie van Robbert So tot Laarmans te krijgen had ik Robbert een spiegel in de hand gestopt en debiteerde hij een dialoogje met zichzelf. Dat heb ik hier gretig opnieuw gebruikt. Ik wist dat Jurgen daar geweldig mee aan de haal zou gaan.

De solo vertelt dat Poortmans eigenlijk niet zo’n geweldige baas is. Dat hij zijn personeel niet zo heel goed behandelt. Wat deze ‘dialoog’ nog vertelt en wat zeer belangrijk is: Kareltje krijgt na die monoloog van Poortmans het laatste woord met: ‘Nee, meneer. Ik heet De Keizer.’

Meteen de eerste keer dat Kareltje toont dat hij ergens voor staat. Dat hij een identiteit begint te krijgen en voor zichzelf durft op te komen. Hij laat zich niet zomaar Laarmans noemen, want hij heet De Keizer.

Tegelijk introduceer je op expliciete wijze Laarmans, het bekende alter ego van Elsschot, dat in diverse boeken figureert.

Ook hier toont Elsschot zich een postmodernist-avant-la-lettre. Net als Paul Auster en andere grote hedendaagse schrijvers speelt Elsschot een spel met zijn lezer en zijn eigen autobiografie.

Alle Elsschotbiografieën gaan van begin tot eind over hoe Alfons De Ridder gelinkt kan worden aan de personages uit zijn boeken. Daar zijn duizenden pagina’s aan gewijd.

Als Elsschot vanuit de hemel naar ons kan kijken, dan lacht hij vast vaak in zijn vuistje. Alleen al het feit dat zijn standbeeld pontificaal staat in de inkomhal van het Atheneum waar hij is buiten gegooid. Dat zou hij hilarisch vinden.

Ook om al die biografen, theaterbewerkers en anderen die zich maar blijven het hoofd breken over de autobiografische kanten zou hij lachen. 

Elsschot nodigt de lezer er toch zelf toe uit?

Zeker, hij noemde Een Ontgoocheling een stuk uit zijn leven en in zijn Autobiografie in briefvorm schrijft Elsschot:

‘Ik ging school op de Antwerpsche Gemeenteschool, Van Maerlandtstraat en later op het Koninklijk Atheneum van Antwerpen waar ik Pol de Mont – gezegend zij zijn naam – als professor van Nederlandsch had. Toen ik plusminus zestien was moet ik de school verlaten, hoofdzakelijk wegens baldadig gedrag. Ik werd toen loopjongen , eerst bij graanjoden, Kahn & Schoen, Beddenstraat, Antwerpen, later bij de scheepsagentuur Tonnelier & Schepens, St. Paulusstraat Antwerpen (firma voorgesteld als Beltransat in ‘Een Ontgoocheling’). Daarna heb ik een paar jaar lang niets gedaan dan slenteren en boodschappen.’

 Klinkt als Kareltje, toch?

Het gepest op het werk heb je geschrapt. De postzegelscène ook. Was het moeilijk om te schrappen?

De postzegelscène heeft er lang ingezeten, want ik vond het wel een idee om te laten zien dat Kareltje het systeem van de fraude doorzag en overwoog om eraan deel te nemen, maar we moesten inkrimpen en de basis van de Beltransat is dat hij de cognossementen kwijtspeelt. Dus: postzegels eruit. Ik kreeg een mailtje van een vrouw die dat betreurde. Een aantal mensen gaat na (of voor) de voorstelling het boek duidelijk (her)lezen. Mooi, hè?

Het gepest is er overigens ook lang in gebleven, maar het stuk moest korter. Schrappen blijft moeilijk, ook al is Een Ontgoocheling losser dan het uiterst compact gepende Het Dwaallicht.

De ‘Empire Tavern’ duurt twaalf minuten, oftewel drie keer zo lang als de gemiddelde scène. Waarom liet je die erin?

Eigenlijk had ik de scène integraal kunnen schrappen, want ze is achteraf toegevoegd door Elsschot en dat voel je. Ik behield ze integendeel integraal omdat ze fantastisch goed is geschreven. Omdat je hier de beste Elsschot aan het woord krijgt. Omdat hij zich hier en in Het Dwaallicht een postmodernist toont.

Waarin is hij – behalve in het spel met identiteit en fictie – een postmodernist?

De klassieke definitie van postmoderne literatuur focust op vermenging van genres. Het Dwaallicht is zowel een detectiveroman, een roadmovie, film noir én grote literatuur.

De waanzinnige Empire-Tavernscène is een groot klank- en lichtspel. Ze zit vol referenties aan hoe dingen klinken, hoe ze eruit zien. Luister naar zijn beschrijvingen van personages als de tapijtenturk, het roze wijf,  de Madam en die waanzinnige meute studenten die plots het bordeel binnendringen.

Jurgen noemt die inval een soort ejaculatie. Op het moment dat ‘Margot volop aan het knijpen’ is, stroomt die bar vol jonge studenten. De dames De Keizer en Van Tichelen en Kareltje worden in de vestibule tegen de muur gedrongen en tegelijk worden de twee vrouwen ook nog eens geknepen!

Het is niet Kareltje die hier ontgoochelt, wel vader De Keizer. Mevrouw De Keizer en Kareltje vergezellen mevrouw Van Tichelen, die haar man verdenkt van vreemdgaan en dan blijkt Louis De Keizer ook aanwezig in het bordeel.

De ontgoocheling zit vooral bij de vader! Louis De Keizer evolueert niet. Lees de beginzinnen:

de keizer is sigarenfabrikant
veel geld verdient hij niet
hij werkt slechts met enkele mensen
heeft te weinig kapitaal
maakt geen reclame

zodat hij niet vooruitkomt in de wereld

Aan de bijwoorden voel je al vanaf de eerste zin dat het slecht gaat met deze man. Hij begint laag bij de grond, zinkt alleen maar dieper, tot hij onder de grond, in zijn kuil gaat.

Vlaggen en wimpels

Het eerste deel van het gesprek vond plaats op de speelplaats van het Atheneum. Deel twee ontrolt zich in wat Adriaan ‘the moneymaker’ van de school (trouwfeesten, afterparty’s met wereldberoemde dj’s) noemt: de feestzaal, waar de voorstelling twee maanden lang speelt, waar de vlaggen en wimpels de zaal verluchten als betrof het de voorgevel van het stadhuis van Antwerpen. De vlaggen dragen sterke zinnen uit Elsschots tekst, in geel en zwart en andere kleuren: ‘Lig ik niet te sterven?’, of: ‘Je moet de wereld aanpakken en in de ogen kijken, man! ’

Bij die geelzwarte denk je sowieso: Vlaanderen, Vlaamsgezind, iets wat in deze school ten tijde van Pol de Mont – een gezegende naam voor Elsschot – niet in dovemansoren is gevallen.

Frans elitarisme versus opkomend flamingantisme zit in de voorstelling, maar we spelen het niet expliciet aan. Het doet je nadenken over hoe dat vandaag zit. Vandaag loopt het hier vol kinderen die thuis geen Nederlands praten, voor wie die taal een obstakel is en tegelijk de verbindende factor, want het is wel de voertaal. Heel boeiend!

Ongelofelijk, toch, die kracht van kleuren en vlaggen?

Wij recupereren het politieke gegeven ‘vlag’ voor het theater. Ik heb dertig zinnen, evenveel als de hoofdstukjes, geplukt uit mijn tekst: zinnen die inhoudelijk van belang waren of grafisch interessant. Onze vormgever Sven Roofthooft toonde me een foto van de feestzaal uit de tijd van Elsschot: hier hingen dus boeketten vlaggen.

Wat is je favoriete vlag?

Deze: gele achtergrond, zwart paard in actie en de tekst: ‘in gedachten zit ik reeds op de hoge bok en leg de zweep over de snuivende paarden / zoals michael strogoff  de koerier van de tsaar.’

En daarna volgt… een ontgoocheling.

Precies. Kareltje vlecht thuis meteen al een oefenzweep, met gordijntouw, maar hij zal niet met de paarden mogen uitrijden. Hoewel meneer Albert het heeft gezegd. Het ‘uitrijden met den wagen’ gaat over een zwartgeelrode hondenhandkar.

Het is voor het eerst dat je met een vormgever samenwerkt. Waarom en wat voegt hij toe?

Eerder was er geen geld voor, maar een vormgever is een enorme meerwaarde. In één van de recensies kregen we – dankzij vormgever Sven Roofthooft – dit compliment: ‘Niet eerder zag een voorstelling van Het nieuwstedelijk er zo kleurrijk uit.’

Onze voorstellingen zien er normaal gezien wat strenger uit, ze zijn het niet, maar ze zien er zo uit, omdat ze redelijk kaal zijn. Negentig procent van wat Het nieuwstedelijk doet, zit in de tekstmuziekcombinatie. De rest is crême fraîche.

Vertel meer over die slagroom op je taart.

Behalve de kleurenpracht van de vlaggen is er de gigantische magie die de grote ballon – het grote hoofd van Kareltje met een uniformpje aan vast – opwekt. Komt daarbij: het spel met de vitrinekast. De kast op wieltjes knipoogt naar de vitrines vol opgezette dieren in het Atheneum, maar wordt net zo goed een bar, een doodskist, en uiteraard: de hondenkar. Als je goed kijkt, zie je dat aan de vlaggen geen gewone stokken zitten, maar puntige mikadostokken. Jurgen bespeelt die attributen en de muzikanten halen zelfs muziek uit knikkers.

Audiotour

Hoog tijd voor deel twee van de voorstelling: een community-based audiotour. Waarom is dat tweede deel zo belangrijk?

Mag ik vooraf even zeggen dat deze audiowandeling net als theatermaken teamwork is? Het concept van mij, de interviews en de dramaturgie van de audiotour zijn van het driemanschap Adriaan, Sara Vertongen (die de audio in een wandeling goot) en Lucas Derycke (die alle opnames deed en montage verzorgde).

Dat community-based hoort gewoonweg bij ons, maar het is vooral een kwestie van doordenken. Je kunt Een Ontgoocheling spelen op het atheneum waar het boekje zich voor een deel afspeelt, en waar Elsschot op school heeft gezeten. Op zich een enorme meerwaarde. Tegelijk besef je: die school is wel ontzettend veranderd in vergelijking met toen Elsschot er zat. De studentenpopulatie telt nu meer dan zestig nationaliteiten. 

En zoals je al zei: Nederlands is niet hun thuistaal. En toch heb jij hen de volledige Een ontgoocheling voorgelezen.

Klopt, de volledige bewerking dan. Op hun programma stond Elsschot al, maar dat ging over een paar gedichten of een fragment uit Kaas. Ik vond dat aanvankelijk mager, maar achteraf dacht ik: misschien beter een fragment grondig lezen en hopen dat ze zo gestimuleerd worden om het hele boek te gaan lezen? Ik weet het niet, hoor.

Het laatste jaar ASO heeft het voorbije schooljaar in ieder geval de volledige Een Ontgoocheling gelezen. Ik las het verhaal en de leerlingen liet ik de stemmen van De Keizer, Kareltje, Van Tichelen en de anderen doen. Waardoor het een beetje interactief werd. Lezen wordt op die manier lol trappen.

Begrepen de leerlingen alles, denk je?

Het enige probleem vormden de finesses van Elsschots taal. De humor die vaak ook in zijn taal zit, kwam niet echt binnen, vrees ik. Daar hadden ze wat hulp nodig.

Puur op verhaalniveau was het boekje voor deze leerlingen herkenbaarder dan voor de doorsnee Vlaamse tiener. Het fenomeen strenge vader kennen zij veel beter dan bijvoorbeeld mijn kinderen (lacht). En het fenomeen zittenblijven kenden de meesten ook redelijk goed. We hebben hier meerdere Kareltjes gevonden.

Vertel.

We hebben er echt voor gekozen om de Kareltjes te highlighten. Zij zijn ook de gidsstemmen in de vier wandelingen: de Oeroude Indiaan, de Mensenvriend, het Enigmatische Meisje en de Kleine Messi. Stuk voor stuk Atheneumverhalen anno 2017. Portretten van jongeren die niet noodzakelijk de vlotste zijn, maar die inhoud hebben en zich kwetsbaar durven op te stellen.

Als je een meer psychologische lezing van Kareltje maakt en kijkt door een hedendaagse bril, zou je er ook een autist van kunnen maken. Zou kunnen. Hij heeft op zijn minst pleinvrees.

Schud je straks nog een Elsschot uit de mouw?

Ik heb mijn twee absoluut favoriete werken van Elsschot naar mijn hand gezet.

En wat zou ik dan kiezen? Lijmen/Het Been? De meer economische Elsschot , zegt mij veel minder. Met Kaas heeft Josse De Pauw heel straffe dingen gedaan in de verfilming van Orlow Seunke.

Ik weet dat Johan Petit al een tijdje goesting heeft om Tsjip aan te pakken. En ik heb inmiddels weer goesting om opnieuw met Johan samen te werken. Dus wie weet.

Maar: Elsschot heeft sowieso en absoluut toekomst. Hij zal worden gelezen en herlezen!

Een Ontgoocheling door Het nieuwstedelijk, nog tot eind april 2018 op tournee. Een boekje/schriftje met de alle interviews van de audiotour en meer kost 3 euro. Meer info: www.nieuwstedelijk.be

OVER DE REDACTRICE

MARTINE CUYT (1966) is literair journalist. In 2004 verscheen haar caleidoscopische biografie Man van woorden over Willem Elsschot. Ze bezorgde, samen met Jeroen Olyslaeger, Eenzaam spelen met Pompon van Louis Paul Boon. Momenteel werkt ze aan een boek met geduide, geschreven boekopdrachten van Elsschot.

Share

Wij zoeken contact

Vorige zomer heb ik mezelf dus uitgeroepen tot multimedia-artiest-volgens-de-definitie-van-Laurie-Anderson (lees hier). Vandaag echter moet ik vaststellen dat ik inmiddels ook een multimedia-artiest-volgens-de-meer-gangbare-definitie ben geworden. Eentje van het gelukkige type overigens. Want nooit eerder heb ik mij zo waanzinnig kunnen uitleven als in mijn huidige project First Contact.

First Contact – Trailer 1 from Het nieuwstedelijk on Vimeo.

First Contact is een digitale strip die sterk audio-gebaseerd is en die je consumeren kan door de gelijknamige app te downloaden op je iPad. Maar we brengen dit project ook live op toneelvloeren en desgewenst in clubs en op festivals. Daarbij worden muziek, bruitages en stemmenwerk live uitgevoerd en worden de stripbeelden geprojecteerd op groot scherm.

Het heeft een goed jaar gekost om dit project te realiseren. Vaak werkten we tussen allerlei bedrijven door, soms gaven we gedurende korte periodes flink gas op één van de vele onderdelen: opname, montage, mixage,…

Van zodra er een tekst lag, het verhaal van een vader die zijn dochter zoekt (straks meer daarover), werkten muzikant / componist Joris Caluwaerts en ik een audioverhaal met stemmen en muziek uit. Daarvoor deden we een beroep op Stijn Meuris en Sara Vertongen. Zij spelen respectievelijk de vader en de dochter en vanuit de hoedanigheid van de dochter speelt Sara ook alle bijrollen.

In een tweede fase maakte illustrator Wide Vercnocke tekeningen op basis van de kladversie van dat audioverhaal. In de slotfase voorzag alleskunner Bert Hornikx ons van de software om die tekeningen op het audiowerkstuk te monteren. Om alle losse elementen te combineren tot één geïntegreerd geheel.

Tussendoor verrijkten drie mensen ons werkstuk met auditieve extra’s. Bert Hornikx speelde extra drums in, Elko Blijweert voorzag een aantal passages van gitaren en Lucas Derycke ging in weer andere passages aan de slag met bruitages.

Bert en ik brachten al dit moois finaal onder in:

1) een digitale strip die een verhaal vertelt met stripbeelden, stemmen en muziek die je vanaf 13 oktober 2017 als ‘app’ kan downloaden in de App Store voor gebruik op iPad.
2) een stripvoorstelling, waarin stemmen en muziek live worden uitgevoerd door Caluwaerts, Meuris en Vertongen, terwijl de stripbeelden van Wide geprojecteerd worden op groot scherm, aangestuurd door software en hardware die Bert ontwikkelde om beelden live te kunnen aansturen via handmatige of midi-gestuurde cues.

Dat wil zeggen dat Sara Vertongen een deel van de beelden aanstuurt door op het juiste moment op de spatiebalk van haar toetsenbord te klikken, maar dat in sommige passages de muziek de cueing overneemt om beelden preciezer op een beat of een pianonoot te doen vallen. Dat is omdat de app eerst werd gemaakt en er tijdens de montage weinig of geen rekening is gehouden met de livesituatie. Die montage is meer dan ooit muziekgebaseerd. Beelden verschijnen en verdwijnen (via cuts en fades) op het ritme van de beats, maar evengoed monteerde ik hele passages op losse pianonoten die net buiten de courante ritmiek vallen.

Klinkt technisch en erg ingewikkeld? Juist! Is het ook. Maar de kijk- en luisterervaring die het oplevert (in je living via de app en in de theaterzaal via de show) voelt gelukkig volstrekt natuurlijk aan. Dit in tegenstelling tot het aantal woorden dat je nodig hebt om die ervaring en dit project helder en juist te omschrijven.

Stripbeeld uit First Contact / Wide Vercnocke

vormvernieuwing

Omdat je belachelijk veel woorden nodig hebt om de vorm te omschrijven, lijkt First Contact sterk op een poging tot vormvernieuwing. Maar dat is het eigenlijk niet. Artistieke vernieuwing is een slechts een bijeffect. De vorm waarin we het verhaal gieten is vooral een logische uitvloeier van mijn eerdere theaterbezigheden bij Het nieuwstedelijk en mijn eerdere stripprojecten, die ook telkens een muzikale of theatrale twist bevatten die meer was (of hoopte te zijn) dan een leuk extra’tje voor liefhebbers, maar mee de kern uitmaakte van het project.

Een historisch overzicht dringt zich op!

In 2006 verscheen Over naar jou bij Bries, een politieke strip vanuit het oogpunt van een personage dat niet in politiek is geïnteresseerd. Een samenwerking tussen mijzelf (scenario), Paquet (stripbeelden) en Youri Van Uffelen (soundtrack).

Die soundtrack was een idee van Youri die eerder geëxperimenteerd had met strip en muziek bij een project van tekenaar Maarten Reyniers. Zelf had ik met Youri een theaterversie van mijn tekst Over naar jou (2004) gemaakt, een samenspel van acteerwerk, audiomontages en muziek.

Het idee om een soundtrack te maken bij de nakende verstripping van die theatertekst lag, gezien de samenstelling van de ploeg, voor de hand en het paste ook prima in het toen nog erg verse muziektheaterspoor dat Braakland/ZheBilding (nu: Het nieuwstedelijk) anno 2006 volop begon te bewandelen. Het gaf er een nieuwe, spannende toets aan: zelfs wanneer je een strip maakt (in plaats van een stuk theater), de muziek niet veronachtzamen…

strip-met-soundtrack

Op de boekvoorstelling van Over naar jou in CC Berchem speelden we de originele voorstelling opnieuw, maar we experimenteerden ook met iets compleet nieuws: samen lezen op muziek. De mensen kochten een strip, vleiden zich neer in het pluche van de theaterzaal, drummer Ephraïm Cielen tikte af, de mensen sloegen hun album op en lazen het terwijl de soundtrack live werd uitgevoerd.

De muziek moest het leestempo van de gemiddelde lezer volgen, bepalen of lichtjes de hoogte injagen. Bij de een lukte dat al beter dan bij de ander, maar een bijzondere leeservaring was het zeker. Minimaal voegde de muziek lagen en sferen toe aan de lezing en het fenomeen ‘samen lezen’ bleek in al zijn eenvoud een erg effectieve theaterervaring op te leveren. Want aan het einde was het dat: een theaterervaring, maar dan eentje waarbij de acteurs voor één keer getekend waren en hun tekst te lezen stond in tekstballonnen.

Door een CD aan het album toe te voegen, konden de mensen de ervaring thuis nog eens overdoen. Mooie recensies en publieksreacties waren ons deel. Dus verscheen in 2009 de opvolger, Weer over naar jou, het verhaal van een-door-de-consumptiemaatschappij-overgestimuleerde jonge vrouw bij wie aan het einde de stoppen doorslaan.

Waar de soundtrack van Over naar jou de lezer nog op het juiste leestempo wilde houden door toevoeging van bruitagegeluiden die refereerden naar beelden uit de strip, koos Youri ditmaal voor een zuiver intuïtieve aanpak. En dat werkte. Als strip-met-soundtrack-op-het-leestempo-van-de-gemiddelde lezer is Weer over naar jou geslaagder dan zijn voorganger. Ook dankzij het verhaal dat van crescendo naar crescendo opbouwt en net iets dankbaarder is om bij te musiceren dan het meer staccato Over naar jou.

Stripbeeld uit First Contact / Wide Vercnocke

strip-met-luisterspel

Wie een stuk theater (of een roman, een gedicht, een song,…) verstript, heeft daar eerst en vooral een reden voor nodig. Verstrippen om te verstrippen is een afrader.

Yoohan Leyssens (Woestijnvis, één van ’s lands beste film- en televisiemonteurs) was wat dat betreft een belangrijke factor. Hij had anno 2004 de theaterversie van Over naar jou gezien, vond dat er een kortfilm inzat en zei dat hij die misschien wel wilde maken. Dat vond ik bijzonder prettig voorwaar! Maar toen ik mijn tekst in dat licht begon te herlezen, bedacht ik dat een verstripping mogelijk nog juister zou zijn. Haast ieder zinnetje uit Over naar jou roept een beeld op en alle zinnetjes samen een verhaal. Zo werkte de tekst in het theater en zo bleek hij ook in stripvorm te werken.

Toen ik in 2013 het plan uitwerkte om opnieuw een theatertekst te gaan verstrippen (Dansen Drinken Betalen, dat net als Over naar Jou en Weer over naar jou een voorgeschiedenis had als theatervoorstelling) moest ik opnieuw die vraag beantwoorden: waarom een strip maken op basis van een theatertekst?

En opnieuw was Yoohan Leyssens een factor. Hij maakte anno 2006 de videosectie bij de originele muziektheaterversie van Dansen Drinken Betalen, werd zo fan van de voorstelling en raadde mij opnieuw een verfilming aan, al moest het deze keer wel een langspeelfilm worden. En hij wist ook precies hoe die er uit moest gaan zien: “Een dikke pelliculefilm die het verhaal van-een-meisje-op-de-dool-in-een-stad-bij-nacht toont aan de hand van heel veel goeie muziek en een voice-overstem die dichtbij in een hele goeie condensatormicrofoon spreekt.”Spek voor mijn bek, moet ik zeggen. Vooral die muziek en die voice-over, twee dingen waar ik nogal zot van ben, zeker in combinatie! Alleen is film natuurlijk een vak apart, eentje dat ik vooralsnog niet beheers. En veel gedoe ook. Teveel voor een simpele theatermaker.

dansen drinken betalen – (almost) the movie

Daardoor kwam ik opnieuw bij het gegeven stripverhaal uit, zij het om een andere reden dan destijds bij Over naar jou – Weer over naar jou. Daar had de aard van de tekst de verstripping in de hand had gewerkt, nu waren het de beelden die de aanleiding vormden. Beelden van een stad bij nacht, begeleid door stemmen en muziek. Zo ontstond het idee om een strip te maken die alleen stripbeelden bevat, met achterin een CD met daarop het verhaal in stemmen en muziek.

Paquet kreeg zo de mogelijkheid om een strip zonder tekstballonnen te maken (wat hij natuurlijk erg fijn vond, al die extra ruimte!) en ikzelf om een audiowerkstuk in mekaar te monteren in samenwerking met componist Joris Caluwaerts en twee medemuzikanten: accordeonist Roel Van Camp en multi-instrumentalist Tim Coenen. Actrice Sara Vertongen zou, net als in de originele theaterversie uit 2006, het stemmenwerk op zich nemen.

Strip en CD werden samengebracht in een klassiek stripalbum. Het was aan de lezer om het bekijken van Paquets beelden en het luisteren naar de CD op mekaar af te stemmen. Tijdens de Rijdende Boekvoorstelling in januari 2014 liep dat behoorlijk goed.

Mensen lazen het album op een touringbus die een rit maakte door nachtelijk Antwerpen (en daarbij allerlei locaties aandeed die in de strip voorkwamen) en combineerden dat met luisteren naar de CD die we afspeelden over het audiosysteem van de bus. Af en toe een blik uit het raam (als we een locatie uit de strip aandeden) maakte de ervaring compleet. De toevoeging van die blik bleek achteraf een goede manier om de lezer te doen temporiseren, om hem of haar even te doen opkijken van het boek. Nadien kregen we nogal wat berichten van lezers die het moeilijk hadden gevonden om hun lees- en luistertempo op mekaar af te stemmen thuis in de living.

Stripbeeld uit First Contact / Wide Vercnocke

langspeelfilm

Niet getreurd echter. Drie maanden later, in april 2014, ging in HETPALEIS de liveversie van het project in première, waarin we stemmenwerk en muziek live zouden uitvoeren en de stripbeelden groot en dynamisch zouden projecteren op het ideale tempo (ons tempo!).

In de maanden ervoor gingen videoman Kristof Van Perre en ik aan de slag met WatchOut, videosoftware die ons in staat stelde om de beelden op de klankband te monteren en vervolgens in een projectie om te zetten. Het werd één van mijn prettigste werkervaringen ooit.

Het leek een beetje op de montage van een langspeelfilm. Kristof en ik hadden volop beelden, stemmen en muziek voorradig en moesten daar een zo efficiënt mogelijke vertelling mee samenstellen. En dat lukte!

Au fond lieten we stripbeelden verschijnen en verdwijnen op het ritme van de muziek en/of de vertelling. Soms lieten we beeld en vertelling gelijk lopen (zuivere illustratie), soms lieten we de beelden net vooruit lopen op de vertelling (commentaar) of andersom (waardoor de toeschouwer eerst een beeld maakt in zijn hoofd om vervolgens onze interpretatie ervan te zien). Hier en daar voegden Kristof en ik nog een simpele, doch welgemikte animatie toe (een flikkerende straatlantaarn, kleurrijke spotjes op het feestje bij Gory,…) en klaar!

Ook de voorstelling liet zich vlot ensceneren. Het was even zoeken naar de verhouding tussen actrice Sara Vertongen en het meisje op de beelden, maar eens we die gevonden hadden en Sara’s positie ten overstaan van het scherm én van het publiek hadden bepaald,  werd het een vlotte bevalling. De tot in de puntjes voorbereide muzikanten (eerst een CD maken en die dan live spelen, is iets dat muzikanten niet voor niets graag en vaak doen!) was daarbij een extra troef.

last call

Het mag niet onvermeld blijven dat we van Dansen Drinken Betalen – (almost) The Movie, zoals de stripvoorstelling kwam te heten, ook een kleine, Engelstalige versie maakten: Last Call. Sara Vertongen, dochter van een Engelse moeder, maakte een prima vertaling van de tekst. Joris Caluwaerts bedacht een setup waarmee hij de muziek in zijn eentje zou kunnen uitvoeren. Het videoscherm werd twee maten kleiner en behoefde zo niet langer twee projectoren. Doel was een kleine, reisklare versie in huis hebben die we internationaal zouden kunnen aanbieden.

Onze doortocht op het Tweetakt Festival in Utrecht (2015) was wat dat betreft al veelbelovend (met interesse uit Liechtenstein, Zwitserland en Canada), wat ons de moed gaf om de voorstelling in de zomer van 2016 te gaan showcasen op het grootste theaterfestival (en dus de grootste theateretalage) ter wereld, de Edinburgh Fringe.

Van onze avonturen op de Fringe heb ik een uitgebreid verslag gemaakt met als insteek ‘opgedane kennis doorgeven aan andere Vlaamse theatermakers die er hun geluk willen gaan beproeven’. De reden dat dit verslagje nog niet op mijn blog verschenen is, is omdat ik het graag wilde linken aan nieuws over de eerste échte buitenlandse trip van onze show, maar die is er tot op heden niet gekomen.

Interesse is er voldoende, maar we hebben inmiddels geleerd hoe groot het verschil is tussen buitenlandse interesse en een effectieve boeking. Werkelijk alles moet kloppen (agenda’s, budgetten,…) En vooralsnog sloeg alles wat tegen, al kreeg ik net weer een mail aangaande onze beschikbaarheid voor het Adelaide Theaterfestival in 2019. Hout vasthouden?

(Beste lezer! Ik neem mij bij deze voor mijn Fringe-verslagje alsnog te posten. Gelieve mij hieraan te herinneren!)

Terug naar de actualiteit nu. Nu!

De zeer werkzame liveversie van Dansen Drinken Betalen / Last Call, bracht mij tot een uitermate logische volgende stap. Om wat we live goed blijken te kunnen, ook in een uitgave te krijgen en zo bij ons publiek in de huiskamer, kwam ik uit bij de ontwikkeling van een digitale strip. Een ‘app’, waarin we stemmenwerk, beelden en muziek als één geïntegreerd geheel zouden kunnen verwerken, liefst met een lichte graad van interactiviteit. Een werk dat we ook vlot zouden kunnen omturnen naar anderstalige versies.

Stripbeeld uit First Contact / Wide Vercnocke

digital storytelling

Ik ging eerst op zoek naar de juiste software en leerde Google-gewijs de wereld van de digitale strip en het fenomeen ‘digital storytelling’ kennen. Hieronder een paar lessen die ik leerde:

1) In België is er voor zover ik weet alleen Yieha!, een downloadplatform van Ballon Media en Standaard Uitgeverij waar je digitale Jommekes en Kiekeboes (en ook enige graphic novels) kan downloaden in wat nog het meest lijkt op PDF-formaat. Met een eenvoudig readertje kan je dan je strip op een tablet lezen. Je swipet van de ene full page naar de andere. Een doeltreffende manier om heel veel strips mee op vakantie te nemen is het zeker. Maar voor wat wij van plan waren, kwam het niet in aanmerking, al zou Yieha! natuurlijk een mooie downloadplek vormen.

2) Ik zou bijna vergeten te vermelden dat Stefan Kolgen en C.H.I.P.S. Labo anno 2014 een digitale versie van Dansen Drinken Betalen hebben gemaakt! Wat op zijn minst een leerrijke ervaring was. Stefan maakte gebruik van dezelfde software waarmee iBooks worden gemaakt, digitale boeken op het Apple-platform. Die software biedt een heleboel meer mogelijkheden dan de reader van Yieha!, waaronder het voor ons doel erg belangrijke ‘integreren van muziek’. Maar net daar vertoont het iBook-format een groot nadeel. Je kan muziek alleen maar pagina per pagina toevoegen, waardoor onze geluidsband (één lange stroom van stemmen op muziek) pagina per pagina moest worden afgespeeld. Stefan had dat slim ondervangen door op iedere pagina een fade-out te plaatsen die aangeeft wanneer je geacht wordt naar de volgende pagina te swipen, maar veel gebruikers bleven toch op hun honger zitten, vooral Joris Caluwaerts, die zijn muziek net iets minder verknipt had bedoeld.

3) Het meest mee met zijn tijd is het totaalpakket dat het Amerikaanse Comicbedrijf Madefire aanbiedt. Zij gaan met het gegeven digitale strip om vanuit een visie die ik zelf ook aanhang: ook al werk je digitaal, laat een strip een strip blijven! Wees zuinig met effecten, want voor je het weet maak je een gemankeerde animatiefilm en dat is toch net weer iets  anders. Maar! Laat anderzijds ook de digitale tools niet links liggen, anders werk je beter op papier (wat in de meeste gevallen trouwens het allermooist is). Madefire biedt gratis toegang tot een webplatform waar je al die tools ter beschikking krijgt, inclusief de mogelijkheid tot animeren, werken met layering én het toevoegen van klank. Twee nadelen: net als bij iBooks kan je niet op die klank monteren. Er wordt gedacht vanuit de tekeningen, niet vanuit audio, wat maakt dat je klank niet onder verschillende pagina’s kan laten doorlopen. Wel kan je aan prenten een sfeertje of een geluidseffect toevoegen. Het tweede nadeel is het exporteren van je afgewerkt project. Dat kan enkel en alleen… naar hun downloadplatform.

Conclusie: we zouden dus zelf onze software moeten ontwikkelen. Ik raadpleegde een paar experts, die mij nogal meewarig aankeken omdat wat de applicatie voor mij zou moeten kunnen, in hun ogen niet zo gek veel leek te verschillen van wat pakweg Powerpoint kan: het laten verschijnen en verdwijnen van beelden, in- en uitzoomen, in- en uitfaden, tekeningen in layers verwerken en kleine animaties plegen. Alleen de functie om te kunnen monteren op basis van wat de fond is van de artistieke inzet – de klankband!- voorziet geen enkel programma of toch niet op de manier die ik voor ogen had.

de hornikx-factor

Sinds de fusie van Braakland/ZheBilding en de Queeste tot Het nieuwstedelijk echter, bevindt er zich een persoon in onze rangen die niet alleen een bedreven muzikant is (aan het werk te zien in voorstellingen als Vuur, Angst en Hoop), maar daarnaast ook een bedrijfje runt (Firma 103 in Hasselt) dat ondermeer apps ontwikkelt. Bert Hornikx is zijn naam en hij stelde zich kandidaat om een app op maat te ontwikkelen die precies dat zou kunnen wat ik wilde dat hij kon.

Bert slaagde er zelfs in om de bediening dusdanig eenvoudig te houden dat ik er grotendeels zonder zijn hulp mee uit de voeten kon. Dat verklaart een deel van het plezier dat ik de afgelopen weken en maanden heb beleefd. Helemaal loos gaan met de wonderlijke stemmen van Stijn Meuris en Sara Vertongen, de waanzinnig straffe ‘score’ van Joris Caluwaerts en de erg rake en verfrissende stripbeelden van Wide Vercnocke. En dit in het bijzijn van Bert die gestaag de app verder uitbouwde maar ook meteen ter hulp kon schieten als ik in mijn enthousiasme weer eens in de knoei geraak met pakweg de x-as of de y-as.

first contact

De ontstaansgeschiedenis van First Contact begint, zoals dat gaat, met een inhoud, met een verhaal. Het verhaal van een vader, een veertiger die ik graag omschrijf als ‘een man die nooit volwassen geworden is, maar opeens beseft dat hij alles bezit dat bij een volwassen leven hoort’. Behalve een goedbetaalde job (die al zijn aandacht vraagt) ook een huis, een vrouw en een kind.

Dat kind, een dochter, die zich in onze vertelling binnen de kortste keren van een eicel + zaadcel ontwikkelt tot een meisje van zestien, is de tweede protagonist. De vader komt op zekere dag letterlijk en figuurlijk zichzelf tegen. Hij wordt slachtoffer van wat we heden ten dage een ‘burnout’ zouden noemen. Zijn leven neemt een drastische wending, veroorzaakt door zijn scheiding en de daaropvolgende verhuis, en voor de eerste keer ooit, raakt hij geïnteresseerd in het doen en laten van zijn dochter. Misschien ook omdat zij inmiddels zijn eigen innerlijke leeftijd heeft bereikt?

Stripbeeld uit First Contact / Wide Vercnocke

Zij heeft zich echter allang van hem afgekeerd en ‘bewandelt enkel nog haar eigen paden’. In een interview voor TV Limburg beschreef Stijn Meuris dat heel raak als ‘de dochter die maximaal van de afwezigheid van de vader heeft geprofiteerd’. Daarop besluit de man zijn dochter te achtervolgen. Niet lang daarna kent het verhaal zijn dramatisch hoogtepunt (dat vreemd genoeg uit een simpel oogcontact blijkt te bestaan) en zijn even ‘happy’ als wrange einde.

Het stond vast dat we dit keer meteen een compacte show zouden maken (wendbaar, betaalbaar, reisklaar) en het ware prettig en overzichtelijk geweest om dit verhaal dan ook met dezelfde ploeg onder handen te nemen als die van Last Call, de Engelstalige versie van Dansen Drinken Betalen. Die titels vormen trouwens een mooi geheel: Last Call / First Contact en inhoudelijke verwantschap is er ook volop.

de ploeg

Alleen wordt het verhaal van First Contact grotendeels door het mannelijk hoofdpersonage verteld en in veel mindere mate door zijn dochter (die Sara Vertongen zou neerzetten). We moesten dus op zoek naar een acteur. Daarvoor kwam ik terecht bij Stijn Meuris (Noordkaap, Monza, Meuris). Een zanger dus eigenlijk, maar iemand die net zo goed affiniteit heeft met geschreven en gesproken woord. Ik denk dat het de soms sterk aan songtekst verwante vorm van mijn tekst (compacte zinnen, alliteratie, binnenrijm, stevig geritmeerd), de humor (die Stijn in een aantal scènes aan zijn lievelingsfilm The Big Lebowski deed denken) maar vooral ook de rest van de cast (Stijn is fan van Sara na het zien van Stijn Devillés crisistrilogie én fan van Joris die momenteel hoge toppen scheert met zijn band STUFF.) waren die hem redelijk snel overtuigden om mee te doen.

Jammerlijk was het afhaken van Paquet die op een blauwe maandag liet weten dat hij zich voor de volle honderd procent op zijn nieuwe liefde, het tatoeëren, wilde concentreren en een tijdlang geen strips zou maken. Daardoor moest ik in zeven haasten op zoek naar een andere tekenaar.

Ook hierin heb ik verschillende mensen om advies gevraagd en één naam kwam constant terug. Een bijzondere, opvallende naam, die mij niettemin niet meteen bekend in de oren klonk: Wide Vercnocke. Nochtans hadden we al eens een podium gedeeld. Op de poëzienacht in Brugge, waar wij met een aantal acteurs en muzikanten Polaroids & Happy Endings brachten. Net als bij de voorgaande acts (dichters, singer-songwriters), werd daar live bij getekend. En wel door Wide, die dat wel vaker doet, live tekenen, ondermeer bij de Brusselse versie van Sprekende Ezels, die voorgezeten wordt door mijn grote vriend Jan Ducheyne. Het is zeker één van de redenen waarom Wides naam zo vaak viel: hij heeft affiniteit met tekst (verwerkt eigen poëzie in zijn strips), maar ook met theater en muziek.

Ik sprak voor het eerst af met Wide tijdens het Graffix-festival in DeStudio, waar hij niet alleen albums signeerde, maar ook als presentator aan de slag bleek te zijn. Inmiddels had ik natuurlijk zijn albums gelezen, waarvan ik er eentje trouwens gewoon in huis bleek te hebben (zijn debuut Mijn muze ligt in de zetel, een verjaardagscadeautje van Jan), eentje in de stripwinkel kocht (Wildvlees) en eentje terplekke aanschafte bij de stand van uitgever Bries (zijn nieuwste en beste album tot op heden: Narwal).

Het bleek goed te klikken tussen ons en binnen de kortste keren (dat kon ook niet anders gezien de tijdsdruk) hadden we een strijdplan klaar. Ik zou in januari en februari 2017 stemopnames maken met Stijn Meuris en Sara Vertongen, terwijl Joris aan de muziek werkte en zou Wide zo snel mogelijk een kladversie, een eerste edit van de klankband leveren om als basis te gebruiken voor zijn tekenwerk.

werkwijze

Deze werkwijze is fundamenteel verschillend aan de conceptie van Dansen Drinken Betalen, waar tekenwerk, muziekcompositie en stemopnames min of meer tegelijk werden gemaakt vanuit het idee dat iedereen dan op elkaar zou kunnen inspelen. We werkten dan ook aan een strip-met-luisterspel, een stripalbum met een CD, twee uitgaves die door de lezer gecombineerd zouden worden, niet aan één geïntegreerd verhaal waar tekst, beeld en muziek samen in zouden worden ondergebracht.

Dat samenbrengen is bij Dansen Drinken Betalen pas goed geschied toen Kristof Van Perre en ik zijn gaan monteren aan de videosectie voor de liveversie. Bij First Contact zouden we dit bij de bron aanpakken. We wisten vooraf dat het audiowerkstuk de motor zou zijn voor het tekenwerk, dus moesten de compositie, stem- en muziekopnames voorafgaan aan het maken van de tekeningen.

Ook wisten Joris, Wide en ik dat we aan een digitaal project aan het werken waren. Met Paquet had ik een relatief klassieke strip gemaakt: ‘bandes dessinées’, een spel met tekeningen, stroken, vakjes en bladspiegels, gemaakt om te werken op papier. Kristof en ik hebben de scans van die strip vervolgens helemaal verknipt en zijn er mee aan het puzzelen gegaan om er video van te maken.

Ditmaal hadden we op voorhand een methode in gedachten, waarvoor we schatplichtig zijn aan het ideeëngoed van een groot vaderlands tekenaar, Serge Baeken. Die had tijdens experimenten met digitaal stripwerk (wij zijn heus niet de enige die daar mee bezig zijn) gemerkt dat werken met een vierkant veel voordelen biedt.

Zowel een computerscherm als een iPad zijn rechthoekig. Plaats je daar een vierkant in met je tekeningen, dan houd je links en rechts een strook zwart over waar je de navigatie /  bediening in kwijt kan. Het grootste voordeel echter, is dat het ‘Very Instagram’ is. Daar zijn ook meer en meer vierkante foto’s en videobeelden in omloop, aangezien je die op je tablet of smartphone alle kanten op kan draaien. Rechtopstaand of liggend, een vierkant blijft altijd een vierkant.

Dat is dus ons uitgangspunt geworden voor het tekenwerk van Wide en het ontwerp van de app door Bert. We waren er een beetje voor op onze hoede, aangezien een vierkant ook een heel dwingende vorm is, maar het bleek toch vooral voordelen te hebben. We delen het dan ook op alle mogelijke manieren in. De basis zijn vier kleine vierkanten die verschijnen binnen het grote vierkant dat altijd in beeld is, maar evengoed werken we fullscreen of delen we het vierkant op in twee rechthoeken (horizontaal of verticaal) of varianten daarop (twee vierkanten, één rechthoek,…) of werken we beeld in beeld (een fullscreen beeld dat staat terwijl in een kleiner vierkant de vertelling verdergaat).

Stripbeeld uit First Contact / Wide Vercnocke

Niet alleen tijdens het tekenen, ook tijdens het monteren van de beelden op de muziek, toonde het vierkant zich een groot bondgenoot. Het is daar, tijdens de montage, dat ik eens te meer de eigenheid van ons genre heb gevoeld.

Onze digitale strip onderscheidt zich dus van andere digitale strips doordat hij audiowerk onder de motorkap heeft zitten. Elke keer als ik vast kwam te zitten tijdens het monteren, was de oplossing dezelfde: focussen op de muziek. Als de beelden het ritme van de muziek volgen (of daar net tegenin gaan), komt het eigenlijk altijd goed. Zeker naar de laatste hoofdstukken toe heb ik, terwille van de muziek, redelijk wat zwart beeld ingevoegd tussen prenten in. Soms om het ritme van de vertelling op muziek te benadrukken met welgemikte ‘zwartjes’, soms net buiten het ritme om.

In de slotpassage bijvoorbeeld, waar Joris een werkelijk magistrale pianocompositie voor heeft gemaakt, heb ik ervoor geopteerd om de beelden te droppen op de hoge pianonoten die Joris hier en daar toevoegt aan de akkoorden en die mee de gevoeligheid van het muziekstuk uitmaken. Dat heeft een tijdlang veel zwart beeld tot gevolg en tekeningen die heel plots verschijnen, even bestaan en weer weg zijn voor je het weet en de vertelling zo van een suggestiviteit voorziet die muzikaal werkzaam is en dramaturgisch sluitend.

In die passage worden de beelden écht mee onderdeel van de muziek, net zoals de gesproken tekst dat op zijn beste momenten doet. Een vorm van symbiose dus, maar zonder te forceren. Alle media hebben op zichzelf kwaliteit en kunnen ook apart van elkaar bestaan, maar door ze in de juiste verhoudingen in relatie met mekaar te plaatsen, ontstaat er iets nieuws, een genre of een medium op zich. Eentje met zijn eigen dramaturgie, zijn eigen artistieke wensen en geplogenheden en mogelijk zijn eigen specifiek publiek.

digitaal gesamtkunstwerk

Gek genoeg zou ik, waar het op strips van anderen aankomt, zelf ook strips op papier verkiezen. Maar First Contact is meer dan een strip. Het is een logische stap in een artistiek parcours dat om meer media draait dan strip alleen.

We houden het gebruik van de schier eindeloze mogelijkheden die digitale applicaties bieden dan ook eerder beperkt, maar wel in de lijn van wat we er mee willen vertellen. Centraal staat het Gesamtkunstwerk, de digitale strip waar stripbeelden, stemmen en muziek een goedlopend geheel vormen. Wie zijn koptelefoon opzet en simpelweg op PLAY drukt en verder niks doet, krijgt iets te zien dat nog het meest aan een film met stilstaande beelden doet denken. De dynamiek zit in de muziek, waarop de verschijnende en verdwijnende beelden gemonteerd zijn. Sara omschreef de liveversie laatst als een film waarvan je op grondniveau de making of te zien krijgt. Goede verwoording, me dunkt.

Voor wie het allemaal te snel gaat of wie gewoon meer in de stripbeelden geïnteresseerd is dan in de andere media, biedt de app de mogelijkheid om met je vingers te reageren op het scherm. Als je een prent aanklikt, gaat de video in pauze en komt de prent fullscreen te staan. Wie nog meer detail wil kan inzoomen op de prent door te pinchen. Daarna start de video automatisch opnieuw op het punt waar je hem stilzette.

Niet alleen de stripfanaat komen we tegemoet, ook de liefhebbers van wat ik voor het gemak ‘het hoorspel’ noemen zal. Je kan de klankband afspelen zonder de beelden. Daar is het verhaal op gemaakt (om ook zonder beelden verteld te geraken). Zo kan je het meenemen op weg naar je werk of vakantiebestemming.

Net als veel videogames haalt onze app een deel van zijn ‘juice’ (in ons geval het gros van de stripbeelden) via wifi of 4G van het internet. Je moet dus verbonden zijn met een netwerk om de app au grand complet te genieten. Wat de app wel offline bevat (zonder connectie) is de klankband. Luisteren kan dus overal, precies om de mobiele luisteraar te plezieren.

Vanaf versie 2.0 zal het mogelijk zijn om de muziek te beluisteren, los van de stemmen. Een simpele ingreep waar we muzikant / componist / producer Joris Caluwaerts veel plezier mee doen. En zo ook de vele muziekfans in zijn en ons gevolg.

Wat ook gepland is voor de 2.0-versie van de app, is het publiek een alternatieve versie van ons digitaal stripverhaal bieden. We zouden Wide live willen laten tekenen terwijl hij naar de klankband luistert en de langgerekte, associatieve tekening die zo ontstaat willen capteren op video. Die zouden we als apart aanklikbare layer onder de eigenlijke stripbeelden van de app willen stoppen. Zo kan de gebruiker desgewenst switchen tussen de originele versie en de alternatieve, tussen de meer bedachte en de meer spontane versie van het tekenwerk.

We bieden dus vooral extra mogelijkheden via de weg van de deconstructie. Door dingen uit mekaar te halen, weg te halen zelfs en zo inzicht te bieden in wat ze los van elkaar betekenen. Klinkt erg intellectueel allemaal, erg ‘postmodernistisch’ – maar het past stukken beter bij ons werkstuk dan de ‘foliekes’ die we eerst in gedachten hadden (vingeranimaties, handgestuurde bruitages,…)

Vanaf 13 oktober zal de app te downloaden zijn via de App Store. Voorlopig alleen voor iPad, maar versies voor andere besturingssystemen zijn in voorbereiding. De prijs? 5,49€ oftewel geen cent te duur.

Diezelfde 13de oktober spelen we voor het eerst de liveversie in CCHA. In Hasselt dus, thuisstad van Meuris en Hornikx en één van de thuissteden van Het nieuwstedelijk. Daarna trekken we ondermeer naar Leuven (OPEK of course!), Antwerpen (hetpaleis), Diest en Amsterdam. Hopelijk een mooie opstap naar een langere tournee volgend seizoen.

Ik hoop jullie daar te zien!

Beste groet,

Adriaan

Als uitsmijter, hieronder de tweede trailer van First Contact.

First Contact – Trailer 2 from Het nieuwstedelijk on Vimeo.

Share

Geen ontgoocheling

Dag Blogvolgers,

Hieronder een tekst die jullie op de hoogte moet brengen van wat de hoofdmoot was van mijn activiteiten van het afgelopen jaar. Daarin bewerkte ik Een Ontgoocheling, een vroege novelle van Willem Elsschot, tot een stuk muziektheater dat op 1 juli in première gaat op Zomer Van Antwerpen en trof ik een flink deel van de voorbereidselen voor een audiowandeling, die een hedendaags licht over Elsschots meer dan 100 jaar oude tekst moet werpen.

Beide projecten vinden – gekoppeld en wel – hun finale uitdraai in het Koninklijk Atheneum Antwerpen (KAA). de plaats waar Elsschot zelf schoolliep en een flink deel van de inspiratie vond voor het schrijven van de novelle.

Ik zal de tekst aanvullen met foto’s die Katrijn Van Giel nam op de speelplaats en in de klassen van het Atheneum en die de stemacteurs, tevens de leveranciers van het tekstmateriaal van de audiowandeling, een gezicht geven. Ook zal ik hier en daar een stukje tekst uit de audiowandeling droppen, zoals ik sinds enige dagen op Facebook aan het doen ben bij wijze van ‘aftellen naar de première’.

In een volgende post zal ik meer aandacht besteden aan de voorstelling. Aan hoe de tekst bewerkt werd en hoe er muziek en spel aan werden toegevoegd. Hieronder zoom ik vooral in op hoe de audiowandeling tot stand kwam.

Veel plezier ermee!  Groet, Adriaan


AANLOOP

Een Ontgoocheling is een ‘community based’ interviewproject met als uitdraai een audiowandeling, die vervolgens gekoppeld wordt aan een muziektheatervoorstelling-op-locatie. Klinkt ingewikkeld? Lees gauw voort en het zal zo klaar als een klontje blijken.

Een Ontgoocheling (1914) is een vroege novelle van Willem Elsschot, pseudoniem voor Alfons De Ridder. Elsschot, die zichzelf graag omschreef als ‘een schrijver zonder fantasie’, baseerde zijn verhaal op zijn eigen schooltijd en (volgens sommige Elsschot-exegeten) die van zijn zoon Walter.

De jonge Alfons De Ridder groeide op in het Antwerps Statiekwartier waar zijn ouders een bakkerij uitbaatten aan de De Keyserlei. Vlakbij, aan het Gemeenteplein (de huidige Franklin Rooseveltplaats), verrees in het tweede deel van de 19de eeuw het Koninklijk Atheneum Antwerpen. Daar zou De Ridder een tijdlang schoollopen. Een tijdlang, want hij werd er na enige jaren ook weer verwijderd wegens ‘baldadig gedrag’. Dat zijn standbeeld vandaag de inkomhal van de school siert, getuigt in veel opzichten van een ironie die Elsschot allicht fel gesmaakt zou hebben.

Het Koninklijk Atheneum of Athéné Royal was einde 19de eeuw een Franstalige eliteschool in een nog sterk door Franstaligen gedomineerd België. Iedereen die iets betekende (of wilde betekenen) in de wereld sprak Frans. Steeds meer Vlamingen kwamen in opstand, ondermeer door een roep om Nederlandstalig onderwijs. Deze situatie vormt de politieke achtergrond van Een Ontgoocheling, al houdt Elsschot het meestal bij impliciete verwijzingen, die een hedendaagse lezer er niet altijd uit zal halen.

Veel hedendaagser is het hoofdthema van de novelle. Louis De Keizer, een mislukt sigarenfabrikant, stuurt zijn zoon Kareltje naar het Atheneum om er Latijn te leren en advocaat te worden. De jongen heeft immers een groot hoofd, wat voor velen genoeg is om in Karel een slim kind te vermoeden. Dat thema wil ik sterk highlighten in mijn theaterbewerking van Een Ontgoocheling, dat van verwachtingen van ouders naar hun kinderen toe én wat die verwachtingen al dan niet bij die kinderen aanrichten.

Die ‘al dan niet’ is belangrijk en ben ik pas gaan toevoegen aan de korte inhoud van de voorstelling nadat ik ben beginnen inzien dat Kareltje niet het ‘slachtoffer’ is dat je eerst in hem vermoedt. Van zodra Kareltje inziet dat hij nooit advocaat zal worden, neemt hij een aantal opmerkelijke beslissingen die even subtiel als overduidelijk tegen de wil van zijn vader (en de maatschappij) indruisen. Ook dat highlighten we in de voorstelling. Misschien is Kareltje wel meer ‘iemand van de verbeelding’?

Anno 2017 is de school die Elsschot beschrijft in Een Ontgoocheling aardig veranderd. De studentenpopulatie van het Atheneum telt inmiddels meer dan zeventig nationaliteiten. En slechts een minderheid van de leerlingen heeft klassieke Vlaamse roots. De leerlingen noemen hun school dan ook zelf een ‘allochtonenschool’.

Van het Frans uit Elsschots tijd is er nog weinig sprake, het Nederlands is de voertaal. Soms vormt de taal een obstakel, vooral voor de vele ‘nieuwkomers’ die via de OKAN-klassen (Onthaalklas Anderstaligen) die de school runt, doorstromen naar het reguliere Atheneumonderwijs (voornamelijk ASO-richtingen). Maar tegelijk is het Nederlands een niet te onderschatten verbindende factor in een zo diverse omgeving.

HERINNERING (3) – ALLOCHTONENSCHOOL

Ik voel mij goed op deze school.
Eigenlijk al. Van bij het begin.
Van bij de inschrijving.

De leerlingen zijn echt vriendelijk.
Zo het stereotype van.
‘Allochtonenschool.’
Een school vol Marokkanen.
Vol gevaarlijke deugnieten.
Dat klopt niet.

Niet dat autochtone leerlingen slecht zijn, hè.
Ook daar zitten goeie en slechte tussen.
Mens is mens, hè?

Maar de sfeer zit echt goed.
Wij hebben dezelfde mentaliteit.
Er zitten zeker grapjassen tussen.
Maar iedereen is hier serieus bezig.
Niemand stoort de les.

Toen ik het plan opvatte om, in navolging van mijn bewerking van Elsschots Het Dwaallicht tot Dwaallicht in 2010, ook Een Ontgoocheling voor theater te bewerken, leek het mij vanzelfsprekend om dat ‘op locatie’ te gaan doen. Dwaallicht maakten we in het hart van de Sint-Andrieswijk, vlakbij alle locaties waar de nachtelijke dwaaltocht van Laarmans en ‘de drie zwartjes’ zich afspeelt. Een Ontgoocheling moest zich dan ook gaan afspelen in  het Atheneum.

Locatietheater maak je in samenwerking met de buurt, de bewoners, de gemeenschap. Het stond dan ook van bij het begin vast dat ik de leerlingen, de voornaamste bewoners van de school, zou betrekken bij het project. Het nieuwstedelijk heeft niet alleen een aardige traditie in locatieprojecten, met Schroot, Vuur en Troje als recentste voorbeelden, maar ook een aantal methodes om dergelijke projecten ‘community-based’ aan te pakken. Dat wil zeggen dat je het materiaal voor de voorstelling gaat halen bij de gemeenschap die er in de slotfase het voornaamste publiek van vormt. Denk aan de Ford Genk-arbeiders in Schroot, de overlevenden en nabestaanden van de collegebrand in Heusden-Zolder in Vuur en de bewoners van het Leuvense zigeunerkamp in Troje.

De meest courante methode is werken vanuit interviews. Je interviewt een groep mensen, geeft een artistieke draai aan het verkregen materiaal en schenkt de verhalen uiteindelijk terug aan de gemeenschap. Christophe Aussems gebruikt hiervoor eerder journalistieke methodes, Sara Vertongen en ikzelf hanteren vrijere vormen, waarin voor mij de schrijf- en redigeerfase als de belangrijkste geldt.

LATER WORDEN (4) – VOETBALLER

Voetballer. Wou ik worden.
Maar nu wil ik liever focussen op school.
– En speel je nog voetbal?
Alleen op het plein.
Niet meer in een club.
Ik ben ermee gestopt.
– Spijt?
Ja.
Maar ja. Voetbal is een risico.
Als je je been breekt, lig je buiten.
Een diploma geeft zekerheid.
– En welke positie speelde je?
Aanvaller.

Ze noemden mij ‘Kleine Messi’.
– Hoezo?
‘Kleine’ omdat ik nogal kort ben.
En Messi. Ja.
Omdat ik zo goed speelde.
– Spijt?
Ja.

WERKPROCES

De leerlingen van het Atheneum betrekken bij het project ging als volgt. Om het aantal deelnemers behapbaar te maken, koos ik ervoor mij te beperken tot de vijfde- en zesdejaars. Zij die de school bijna gaan verlaten en op bijna dagelijkse basis de vraag ‘wat ga je volgend jaar doen?’ voorgeschoteld krijgen. Bij wijze van inleiding ben ik eerst de verschillende klassen afgegaan tijdens de lessen Nederlands om met de leerlingen mijn bewerking van Elsschots Een Ontgoocheling te lezen, die ik al in een vroeg stadium klaar had.

Daarna volgde een langgerekte interviewfase waarbij de interviewers (ikzelf, Sara Vertongen en freelance dramaturge Ruth Mariën) enerzijds peilden naar de toekomstverwachtingen van de leerlingen en de rol die hun ouders daarbij spelen (om zo de link te leggen met de thematiek van de Elsschotnovelle) en anderzijds vroegen naar hun verhouding tot de school. Daarbij maakten we een onderscheid tussen de school als emotioneel gegeven (herinneringen, band met leraren en medeleerlingen,…) en het fysieke schoolgebouw (favoriete plekken, plaats in de klas, vluchtroutes en verstopplekken). Dat laatste deden we vooral met de uitdraai indachtig. Geen theatervoorstelling, maar een audiowandeling door de school, een leegstaande school in de zomer.

De interviews werden door mij uitgetikt en tot korte, speelbare teksten bewerkt. Van dan af werd ‘project audiowandeling’ een volwaardig groepswerkje. Audioman Lucas Derycke vervoegde Sara en mij en samen lazen we het materiaal vele malen door, op zoek naar een dramatische en dramaturgische lijn waar we ons alledrie in vinden konden.

Vervolgens trokken we opnieuw de klassen langs om het materiaal voor te stellen aan de leerlingen, ons eerste en belangrijkste publiek. Tijdens die erg enthousiasmerende lezingen (het gebeurt niet elke dag dat je uitspraken tot tekst zijn verworden!) werden de leerlingen in één moeite door uitgenodigd om zich kandidaat te stellen als stemacteur / stemactrice.

Ik denk dat het Sara was die op het lumineuze idee kwam om niet te vragen ‘Wie doet er mee? Steek je hand maar op!’ – we vreesden op voorhand al dat dat weinig resultaat zou opleveren (je vrijwillig engageren! stel je voor!) – maar om die vraag gewoon om te keren naar ‘Wie wil er zeker en vast niet meedoen? Steek je hand maar op!’ Zo hielden we ook veel twijfelaars aan boord en dat zijn vaak de besten. Eén van de meest enthousiaste (en getalenteerde!) stemacteurs was Sufyan, één van de weinige studenten met duidelijke interesse in theater ook. Hij wist ons tijdens zijn stemopname te melden dat hij het ongelooflijk grappig vond dat we niet-aflatend mensen bleven uitnodigen die zich helemaal geen kandidaat hadden gesteld!

In het tekstmateriaal dat de interviews opleverden waren een twintigtal personages aangebracht door simpelweg teksten die samen leken te horen met mekaar te gaan combineren tot kleine, steekhoudende gehelen. Soms zijn het gewoon teksten gebaseerd op uitspraken van één en dezelfde persoon (bijvoorbeeld Oeroude Indiaan, Mensenvriend,…), soms zijn ze opgetrokken uit materiaal van meerdere geïnterviewden (Voetballer Met Spijt, Meisje Dat Veel Vriendinnen Heeft).

Dan volgde een opnamefase waar uiteindelijk meer dan de helft van de geïnterviewde leerlingen (dat is echt veel!) aan heeft deelgenomen als stemacteur. Dat maakt dit project alvast bijzonder in de geschiedenis van de community-based projecten van Het nieuwstedelijk, dat de geïnterviewden ook als spelers werden ingezet.

De laatste twee fases zijn nog niet afgerond op het ogenblik dat ik dit schrijf. Ik repeteer momenteel aan het andere deel van het project: de muziektheaterbewerking van de Elsschotnovelle met acteur Jurgen Delnaet (als Kareltje De Keizer) en vier muzikanten (de genaamden Joris Caluwaerts, Benjamin Boutreur, Lot Vandekeybus en Tim Coenen). Radioman Lucas Derycke monteert ondertussen aan vier versies van de audiowandeling, geholpen door Sara, die de montages in de slotfase zal verbinden met vier wandeltrajecten door de school, die het publiek met koptelefoons zal afleggen.

Alle wandelingen vertrekken in het auditorium, waar het publiek in groep de eerste tien minuten beluistert om vervolgens, op commado van een gidsstem, in vier verschillende richtingen uit te waaieren over het monumentale schoolgebouw. Iedere wandeling eindigt op een bijzondere plek, veelal plekken waarvan leerlingen hebben aangegeven dat je er goed ‘alleen’ kan zijn (of ‘met twee’) en ‘waar je tot rust kan komen’. Niet onbelangrijk in een druk gebouw waarvan haast alle lokalen grenzen aan enkele van de meestgebruikte straten en pleinen van de stad.

VERSTOPPEN (3) – DIT GEBOUW IS ZO UNIEK

VOETBALLER MET SPIJT

Ik ken een paar meisjes. Van Humane.
Die naar de zolder gaan.
Echt zo stiekem.
Die gaan met de trap.
Zo een keidunne trap.
Naar boven. `
Dat is pas gezellig.
Ze zitten daar echt zo. Met een groepje.
Tijdens de lunch.
Dat is wel leuk. Ik zou dat ook wel willen doen.
Een spannende plek.
Dit gebouw is zo.
Uniek.

De link tussen de audiowandeling en de voorstelling moeten de mensen zelf leggen. Maar dat we ‘Kareltjes’ zijn tegengekomen onder de Atheneumstudenten, mag zeker gezegd. Al zijn ook alle andere schoolse archetypes volop voorradig: van seuten en strevers tot stoere boys en flashy girls). Daarin verschilt een ‘allochtonenschool’ alvast in het geheel niet van een klassieke ‘witte school’.

Opmerkelijk en constant terugkerend is het grote welbevinden dat leerlingen op school ervaren. Alsook de toekomstambities die ze koesteren. Opvallend veel leerlingen (en heus niet alleen de wetenschappers en de latinisten) willen dokter worden. Maar tegelijk hoopt zowat iedereen op ‘een zo normaal mogelijk leven‘. Leerlingen die uitbundig durven dromen zijn eerder uitzondering dan regel. Ze prediken ‘realisme‘, wat wij wel een beetje gek vonden bij zestien- tot achtienjarigen.

Toch wordt ook dit weer ontroerend in de tekst ‘Toen ik in OKAN was’. Daarin vertelt een vluchtelingenkind over zijn beste jaar op school (‘Dit is een topschool!’) om te eindigen met de uitspraak dat de vaste structuur van een schooldag hem veel soelaas biedt: ‘Alle dagen lijken op mekaar en dat vind ik eigenlijk wel goed’. Het brengt op een impliciete en vooral zachte manier de vluchtelingenkwestie dichtbij. Wat een vluchteling in de eerste plaats verlangt is rust, regelmaat, veiligheid. Dromen van meer is voor later.

HERINNERING (5) – TOEN IK IN OKAN WAS

Ik heb mij hier het beste gevoeld.
Toen ik in OKAN was.
Als je als vreemdeling in België aankomt.
Dan moet je moet eerst een jaar OKAN volgen.
En ja. Ik vond dat het beste jaar van allemaal.
Niet de hele tijd echt les enzo.
En de leerkrachten waren altijd goed.

Er was één leerkracht.
Mijnheer Tom heette die.
Dat was mijn beste leerkracht ooit.
Hij hielp veel.
Hij kon heel goed wachten.
En als ik goeie punten haalde?
Dan zegde hij ‘goed zo’ enzo.

Volgens mij ben ik door hem zo goed in Nederlands.
Ik heb heel snel Nederlands geleerd.
En dat ligt aan hem.

Slechte momenten?
Geen. Dit is een topschool.
Alle dagen lijken op mekaar en dat vind ik wel goed.
Ik heb graag wat regelmaat.
Je komt naar school.
Je gaat naar huis.
Studeren. Oefeningen maken. Slapen.
De volgende dag opnieuw.
Altijd hetzelfde.
Dat vind ik eigenlijk wel goed.

Om de leerlingen te eren, om ze ‘een souvenir’ na te laten, niet alleen aan onze samenwerking, maar ook een herinnering aan zichzelf, aan elkaar en aan de school, brengen we, in samenwerking met het Atheneum, een tekstbrochure uit die al het materiaal bevat dat we in de aanloop naar de audiowandelingen verzamelden. Het boekje moet ondervangen dat het niet mogelijk was om alle teksten in de audiowalks te droppen en zo eenieders stem te laten horen. Voor ons, de makers, was het idee dat er een boekje zou komen handig bij de pijnlijke schraparbeid tijdens de montage.

BESCHOUWINGEN

Wat mij vooral bijblijft van mijn tijd op het Atheneum? Eerst en vooral een aantal bijzondere leerlingen. Anastacia bijvoorbeeld, een Oekraïens meisje dat mij na de lezing van Een Ontgoocheling in de klas aansprak omdat ze zelf ook schreef (gedichten en kortverhalen) en aansluiting zocht met andere schrijvers of literaire organisaties in Antwerpen. Ze was toen twee maanden op school en sprak al waanzinnig goed Nederlands. Niet veel later interviewde ik haar en wist ik haar te overtuigen om zich op te geven als  stemactrice.

Toen we echter na de kerstvakantie opnieuw op school waren, dit keer om de stemopnames voor te bereiden, waren haar naam en foto plots verdwenen van de lijst. Navraag bij medeleerlingen leerde dat zij en de rest van het gezin alweer uit België vertrokken waren. Oekraïne wordt niet echt als een gevaarlijk land beschouwd door de Dienst Vreemdelingenzaken, noch maakt het deel uit van de EU. Vandaar allicht.

Op het tekstmateriaal dat ik uit het interview met Anastacia haalde, is het personage Enigmatisch Meisje gebaseerd. Het enigma zit hem vooral in een vreemd soort wijsheid en zelfbewustzijn dat uit haar uitspraken spreekt. Haar plotse verdwijning lijkt dat raadselachtige alleen maar kracht bij te zetten.

ENIGMATISCH MEISJE

– Zijn jouw ouders ook pas in België?
Ja.
– En wat verwachten zij van de toekomst?
Ze hopen vooral iets goeds voor mij.
Typisch voor ouders.
Ze denken meer aan hun kind dan aan zichzelf.
– Jij moet een betere toekomst hebben dan zijzelf?
Ja.
– Daarom zijn ze ook naar hier gekomen?
Ja.
– En weegt dat op jou?
Nee. Dat is oké.
Ik weet wat ik kan.
Ik weet dat. Als ik goed werk. Dan. Ja.
Je suis capable, hein?

In de loop van het jaar hebben Lucas en ik een workshop audio gegeven aan een groepje leerlingen. Dat kaderde in het project Athena-Syntax, waarbinnen de school op initiatief van oudleraar Rudi Audiens, leerlingen actief in contact wil brengen met kunst en cultuur. Het is tijdens die workshop dat ik Salim beter heb leren kennen, een jongen die ik eerder geïnterviewd had.

Met hem en twee medeleerlingen heb ik een gedicht geschreven over het thema van de dag (Interculturele Conflicten) dat we vervolgens audiofoon hebben vertaald. Zelden heb ik iemand zo zenuwachtig geweten tijdens het inspreken van een tekst. Maar het resultaat was prachtig en Salim heeft zich niet veel later, met opvallend gestegen zelfvertrouwen, ook in de stemopnames van de audiowandeling van Een Ontgoocheling gesmeten. Hij is zelfs een van de vier ‘gidsstemmen’ geworden, niet alleen door zijn  uitstekende stemmenwerk, maar ook omdat we uit zijn interview een personage hebben gedestilleerd dat al snel één van onze favorieten is geworden, de Mensenvriend, waaruit zowel Salims licht autistische trekjes blijken als zijn hele grote hart.

YEARBOOK (3) – PRECIES GOED BEZIG MET GETALLEN

MENSENVRIEND

Ik ben gewoon een rustige leerling.
Maar waar ik goed in ben.
Is dat ik heel veel zaken kan onthouden.
Zo zullen ze mij misschien ook herinneren.
Als iemand die veel kan onthouden.
– En verder?
Ik ben rustig en sympathiek.
En ik probeer goed te zijn voor iedereen.
Ik heb dat ook gezegd.
Toen iedereen zich voor moest stellen aan de klas?
Toen heb ik gezegd dat ik iemand ben.
Die goed wil doen voor iedereen.
En toen gaf heel de klas mij een applaus.
– Die dingen die jij makkelijk onthoudt,
wat is dat dan bijvoorbeeld?
Verjaardagen van leerlingen.
Als iemand zijn verjaardag zegt.
Ik onthoud dat altijd.
Ik schrijf dat niet eens op.
Ik onthoud dat gewoon.

Ja. Ik ben gewoon goed in getallen, denk ik.
Ja. Ik ben eigenlijk precies goed bezig met getallen.

Een derde figuur is die van Farran, een Ivoriaanse jongen die het eerste deel van zijn jeugd in Afrika doorbracht om vervolgens door zijn vader naar België te zijn gehaald. Zijn teksten kwamen niet alleen bij ons  fel binnen, toen we ons tekstmateriaal in de klassen gingen presenteren, maakten die passages opvallend veel indruk op zijn medeleerlingen.

Net als bij het Enigmatisch Meisje gaat er een wijsheid, een zelfbewustzijn en een kracht van hem uit die zeldzaam is bij mensen van die leeftijd. Van hem ga ik voorlopig geen tekstjes droppen. Je moet er zijn stem bij horen! En het audiomateriaal is nog niet tot mijn beschikking. De naam van het personage dat uit zijn interview is voortgekomen wil ik dan weer wel graag kwijt: Oeroude Indiaan.

Was het dan één en al peis en vree op het Atheneum? Geen tegenwerking, geen obstakels? Ha! In dat opzicht moet ik allereerst aan die jongen denken die door Ruth geïnterviewd werd. Ik zal hem voor het gemak Ali noemen, maar dat is niet zijn echte naam. Maar goed. Ali, die had dus weinig zin in een interview met ons. Zo waren er wel meer leerlingen, wat zich vooral uitte in rondjes ‘eindeloos op de vlakte blijven’.

Binnen mijn interviewmethode is ‘eindeloos op de vlakte blijven’ echter volstrekt toegestaan. Ik geef de geïnterviewden zelfs vooraf symbolisch mee dat ‘liegen en overdrijven zijn toegelaten’. Ik ben namelijk geen journalist die op zoek is naar de waarheid, geen socioloog die onderzoek pleegt naar maatschappelijke tendensen, geen psycholoog die trauma’s, hartsgeheimen en andere diepe zieleroerselen wil blootleggen, maar een theatermaker op zoek naar materiaal voor een voorstelling (of in dit geval, een audiowandeling). Bovendien lag het aantal interviews zo hoog (63 leerlingen) dat het bijna onmogelijk is aan het einde om niet met goed gerief buiten te stappen.

Maar goed. Ali dus.  Die hield zich niet alleen op de vlakte, hij kreeg daarenboven zijn ergernis niet onder controle. En dat in een gesprek met Ruth, die haar eigen scherpe zelve was en stevig door bleef vragen.  Maar ook een dergelijke  situatie kan mooi materiaal opleveren (een volledig personage zelfs, dat ik Jongen Voor Wie Niks Hoeft heb gedoopt!), al heeft onderstaande tekst, Ali’s antwoord op de vraag ‘heb je een favoriete plek op school?’ de audiowandeling niet gehaald.

FAVORIETE PLEK (6) – DAT MAAKT NIET UIT

JONGEN VOOR WIE NIKS HOEFT

Dat is ’t school!
We spreken hier over ’t school!
Je kan toch geen favoriete plek hebben op ’t school?!
– Dat kan toch wel?!
Een bepaald lokaal, een bepaald stuk speelplaats,…?
Nee. Het is overal hetzelfde voor mij.
Overal hetzelfde.
-En thuis, heb je daar een favoriete plek?
Je kamer bijvoorbeeld?
Nee. Nee!
Het is gewoon allemaal hetzelfde, jong.
Waarom zou dat nu mijn favoriete plaats zijn, mijn kamer?
– Omdat je daar graag bent?
Iemand die niet graag thuis is of bij zijn familie.
Die zal wel graag in zijn kamer zijn.
Maar bij mij is dat niet het geval.
Bij mij is dat gewoon…
Dat maakt niet uit!
– En in de stad? Waar ga je graag naartoe?
Waar je naartoe gaat, hè? Daar ga je naartoe!
Ben je bijvoorbeeld iemand die graag gaat shoppen?
Wel, dan ga je shoppen, hè!
– Maar wat doe jij graag?
Wat ik graag doe? Ik doe vanalles, hè?
Ik doe vanalles graag, hè?!
– Bijvoorbeeld?
Liefst met mijn vrienden uitgaan.
Iets gaan doen. Ja, ik weet niet. Zulke dingen.
– En waar gaan jullie dan naartoe?
Gewoon! Overal een beetje.
Gewoon met de auto rijden en dan zien we wel.

Ja, maar, Van Aken! Zo’n allochtonenschool! Die ook nog eens nationaal bekend staat omwille van dat gepionier met dat hoofddoekenverbod? En waarvan de directrice een bekend deradicaliseringsambtenaar is? Daar moet toch meer aan de hand zijn dan gewoon een paar leerlingen die een interviewtje proberen te saboteren? Of niet?

Goh… Mogelijk. Al ben ik er vooral vriendelijke en sympathieke mensen tegengekomen, die bovendien opvallend goed in hun vel leken te zitten. De inhoud van ons project was natuurlijk sterk in handen van onze geïnterviewden en onze vragen peilden niet rechtstreeks naar het gegeven interculturaliteit (een thema dat in Elsschots tijd net iets minder aan de orde was). Al ging het er tijdens de interviews automatisch over, want een ‘hot topic’ is het zeker.

HERINNERING (15) – DIRECTRICE

Wat ik vergeten wil.
Is die tijd. Dat er hier een paar mensen.
Naar Syrië waren vertrokken.
De directrice kwam toen.
Constant langs in onze klas.
Dat wil ik vergeten.
Want zij zei de hele tijd:
‘Ja, als jullie er met iemand over willen praten…’
Ze overdreef. Ze kwam te vaak.
Waardoor wij zoiets kregen van:
‘We weten het! We weten het nu wel, oké!’

Maar goed. Als je het dan toch wil weten, het  grootste ‘incident’ dat ik meemaakte, was een hoofddoektechnische kwestie. Dat zat zo.

Ik had via mail aan de directrice gemeld dat Katrijn Van Giel, onze huisfotografe, beelden zou komen maken van de leerlingen. Toen ik de directrice even nadien tegen het lijf liep, sprak ze me aan met: ‘Die fotografe, je weet toch dat dat gevoelig ligt?’ Ik dacht toen meteen aan de meisjes: ‘Je bedoelt, omdat de meisjes hier zonder hoofddoek rondlopen?’ Waarop de directrice zei: ‘Nee, dat is geen probleem, maar ik ben goed bevriend met Luc Tuymans en dit krijg ik niet aan hem verkocht.’

Natuurlijk! Er was in een nabij verleden een beroemd opstootje tussen beeldend kunstenaar Luc Tuymans, (die een schilderij aan de school schonk dat de feestzaal opluistert en zo dus onrechtstreeks deel uitmaakt van het decor van onze voorstelling, nvdr) en  fotografe Katrijn Van Giel. Onze communicatieman Tim belde met Katrijn en die wist hem gerust te stellen: de relatie met Tuymans was inmiddels genormaliseerd, waardoor Katrijn alsnog foto’s kon komen maken zonder diplomatieke incidenten te veroorzaken.

Maar toen ik een week later met Katrijn de speelplaats afliep, op zoek naar stemacteurs die op de foto wilden, vonden we daar quasi alleen maar jongens toe bereid. Zo liepen we dan toch tegen die vermaledijde hoofddoekenkwestie aan (al waren er ook gevallen van ‘vrouwelijke onzekerheid’ bij), compleet met meisjes die op Katrijns toestel wilden checken of ze toch niet ergens op de achtergrond van een beeld zonder hoofddoek te zien waren.

Maar in één moeite door werd ook duidelijk welk een goede keuze wij hadden gemaakt om in audio te werken met de leerlingen. Als we theater hadden willen maken of – erger nog!- in video hadden gewerkt, dan was de participatiegraad, althans van de vrouwelijke helft van de studenten, een pak lager geweest. In audio werken, wat wij doen omdat het nu eenmaal bij de aard en esthetica van het gezelschap hoort,  bleek dus onbedoeld een gouden zet.

Of ik mijn mening over hoofddoeken nu heb bijgesteld? Ik heb het altijd al een moeilijk issue gevonden. Van zodra een moslima het dragen ervan als ‘vrije keuze’ verdedigt, heb ik er nog weinig tegen in te brengen.  En natuurlijk draait het niet om de hoofddoek, maar om de persoon die eronder zit. Maar feit is wel dat ik genoten heb van een school vol hoofddoekvrije moslima’s.  Het contact verloopt vlotter omdat je veel directer met een individu te doen hebt, niet met een vertegenwoordiger van een bepaalde, in dit geval religieuze groep, iets waar een hoofddoek constant aan herinnert. Ik heb zo een generatie meisjes gezien die werkelijk in niks verschilt van andere meisjes van dezelfde leeftijd.

Sowieso was het prettig toeven in het Atheneum. Het was even wennen aan de organisatie van de school, die niet direct op ons voorzien was. Meer dan eens wisten we onszelf ‘technisch werkloos’ als er weer maar eens een klas op uitstap bleek te zijn of als onze opnames vertraagd werden door langdurig afwezige leerlingen of verstoord door een onaangekondigde brandoefening. Maar daar stond de hartelijkheid van Patrik & Tarik tegenover, voor wie geen moeite teveel was, én het feit dat we dankzij de zegen van de directrice heel vrij waren in ons werk met de leerlingen. Daar moeten we zeker Jan Mertens en Alda Braeken voor danken, want hun lessen Nederlands hebben wij vaak onderbroken omdat we leerlingen kwamen oppikken voor interviews, opnames, enzomeer.

Ik hoop dat dat goede gevoel zich dat deze zomer verder zal doorzetten als de audiowandeling en de voorstelling worden opengesteld naar het publiek. Eerst zijn er nog try-outs voor de leerlingen én hun ouders. Daar kijk ik alvast naar uit. Als zij mee zijn, is het project al voor een ontzettend hoog percentage geslaagd. Daar zal geen recensie of publieksreactie (positief of negatief) iets aan kunnen veranderen.

HERINNERING (20) – HET BEELD VAN DE SCHOOL

LOOPHOLE KID

Ik zou mij herinneren.
Het beeld van de school.
Dat wil ik mij altijd kunnen herinneren.
Hoe de school eruitziet vanbinnen.
De klaslokalen.
En de speelplaats enzo.

En ook.
Mijn vrienden. Hoop ik.
De leerstof zal ik op een dag vergeten zijn.

En nu, op naar de Zomer!

Adriaan Van Aken, Het nieuwstedelijk

Meer info over het dubbelproject Een Ontgoocheling via de sites van Het nieuwstedelijk en Zomer Van Antwerpen.

Share