Tagarchief: koninklijk atheneum antwerpen

Elsschot is een postmodernist

Beste bloglezers,

Een half jaar broedde ik op een blogpost over Een Ontgoocheling, de voorstelling die omstreeks die tijd in première ging op Zomer Van Antwerpen. Niet over de audiowandelingen, want die job heb ik al achter de rug (LEES  HIER), maar over de voorstelling zelf, met veel aandacht voor het aspect tekstbewerking, meerbepaald de omzetting van de Elsschotnovelle naar muziektheater.

Eén van de redenen waarom het er tot dusver niet van kwam, is het bestaan van het interview dat literair journaliste Martine Cuyt van mij afnam afgelopen zomer. Een interview dat zo gedegen en zo uitgebreid is dat het mij niet alleen verblijdde, maar mij ook de goesting ontnam om zelf achter het toetsenbord te kruipen.

Maar! Waarom zou ik Martine niet vragen of ik haar werk niet op mijn blog mag posten? Zo is er meteen een webversie van Achter De Schermen, jaargang 19, de nieuwsbrief van het Willem Elsschot Genootschap, in wiens opdracht Martine het stuk opstelde.

Momenteel zijn we op tournee met de zaalversie van Een Ontgoocheling. Wat we hoopten, is geschied: de monumentaliteit van de feestzaal van het Atheneum succesvol inruilen voor de focus (door gericht licht en een goede klank) van de black box. Een beter moment om dit interview te droppen, bestaat dus niet.

ELSSCHOT IS EEN POSTMODERNIST

Multimediakunstenaar Adriaan Van Aken heeft Belgische schrijver als missie

Het licht aansteken in het ‘immer als cynisch, diepduister en verschrikkelijk melancholisch bestempelde oeuvre van Willem Elsschot.’ Dat is de missie van de Belgische multimediakunstenaar, voorheen: theatermaker Adriaan Van Aken. Na Dwaallicht (2010, Braakland/ZheBilding) zet hij met het driestedentheater Het nieuwstedelijk zijn tweede favoriete Elsschot, Een Ontgoocheling, met muziek en verve op de planken. Audiotour inbegrepen.

Tekst: Martine Cuyt

Waar komt die Elsschotmissie vandaan, Adriaan? En nog: is zijn werk dan niet cynisch, donker en melancholisch?

Ik heb iets te veel biografen gelezen die hem cynisch noemen en ook het grote publiek ziet hem zo. Ik zie hem absoluut niet zo. Elsschot is duidelijk een man met een goed ontwikkelde donkere kant, klopt. Hij is een melancholicus, maar niet in de klassieke betekenis.

Mijn vorig project Het Einde is Nabij was een lezing over melancholie met theatercompaan Johan Petit (Martha!tentatief!), waar we, kort door de bocht, het woord probeerden uit de handen te krijgen van Freud, die melancholie als een synoniem ziet van depressie.

Melancholie is veelkantig. Die veelkantigheid geldt ook voor Elsschot. Symbolisch is dat zijn fenomenaal bekende dichtregels ‘tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren’ worden geciteerd, maar net daar ophouden. Voor mij zijn de daaropvolgende verzen cruciaal: ‘Maar ook weemoedigheid’, die ook nog eens niemand kan verklaren en die ‘des avonds komt. Wanneer men slapen gaat.’ Daardoor krijgen de vorige verzen een extra laagje.

Conclusie: Elsschot is een bijzondere melancholicus?

Ja, met melancholie als productieve, scheppende kracht. Niet in de betekenis van mensen die in een hoekje zitten te wenen. In de melancholie als die van Elsschot zit altijd humor. Er bestaat voor mij geen melancholie zonder lach. Het is juist als de toestand echt ellendig is, dat je het hardst moet lachen. Er zit ook altijd verzet in melancholie, iets strijdbaars.

Hoe heb jij Elsschot leren kennen?

Zoals iedereen: op school. De leeslijst. Mijn eerste kennismaking was Het Dwaallicht. Dat was een instapklaar boekje. Het speelt in voor mij bekende straten van de Sint-Andrieswijk. Ik liep er als kind dagelijks door. Ik speelde er.

Dat maakte dat ik het boekje vlot naar binnen werkte. Ik las er toen uiteraard nog lang niet in wat ik er vandaag in lees, maar het was meteen een voltreffer.

Vrijwel tegelijk ontdekte ik – ook op school – de gedichten van Elsschot. In één uur zagen wij niet één dichter, maar een handvol: Herman de Coninck, Cees Buddingh’, Willem Elsschot en anderen. De leraar wilde op die manier ontdekken wat aantikte bij de leerlingen. En reken maar dat Elsschot aantikte.

Zijn gedichten zijn zo krachtig dat je zelfs als tiener voelt: ‘Wow, hier is wat mee aan de hand.’  Onder andere bij ‘Het huwelijk’ stond ik versteld van de ruwheid en de vrijwel dierlijke kracht die uit de verzen sprak.

Het is duidelijk dat Elsschot aan je ribben kleefde, als leerling al.  En in 2010 zette je jouw muziektheaterstuk Dwaallicht in de straten van de stad Antwerpen.

Er is nog een tussenstap. Na mijn studies regentaat ontdekte ik dat toneelregie een studierichting was. Die was me op het lijf geschreven. Als één van mijn twee afstudeerprojecten aan het RITCS (Royal Institute for Theatre, Cinema and Sound) in Brussel ging ik voor Het Dwaallicht van Elsschot.

Hoe pakte je de laatste novelle van Elsschot toen aan?

Het werd een erg abstracte studentenversie. Ik had acteur Robbert So gevraagd voor de rol van Laarmans.

Robbert – een zogenaamde fopchinees, hij is een Nederlander met Aziatische trekken- , vond ik passen bij de drie zwarte mannen van Laarmans die op zoek zijn naar de bloedmooie Maria Van Dam.

Bij het lezen merkte Robbert dat hij die kathedralen van zinnen moeilijk uit zijn mond kreeg, dus ging ik aan de slag en begon ik de zinnen van Elsschot te deconstrueren. 

Je had de tekstbewerking dus kant en klaar voor de versie van Dwaallicht bij Braakland/ZheBilding (2010). ‘Elsschot met hoge street credibility’, schreef de pers.

De tekstbewerking is inderdaad wat ik aan mijn schoolproject heb overgehouden. Exact tien jaar later heb ik die weer bovengehaald en er nauwelijks wat aan veranderd.

  Dwaallicht werd muziektheater op locatie voor een gigantisch groot publiek, met name dat van het festival Zomer van Antwerpen. Met acteur Warre Borgmans in de rol van Laarmans. De voorstelling heeft vervolgens nog twee jaar getoerd, al had ook vier jaar gekund. 

Sleutelscène

Zeven jaar na 2010 en een gezelschapsformatie later. Wat bracht je bij Een Ontgoocheling?

Toen ik destijds in de bibliotheek Het Dwaallicht haalde – mijn eigen exemplaar was zoek geraakt – kwam ik buiten met de dubbeleditie van Querido. Naast Het Dwaallicht vond ik Een Ontgoocheling. Twee voor de prijs van één: werkt altijd. Ik begon te lezen en was meteen verkocht.

Je maakte het verhaal tot een vertelling-in-dertig-hoofdstukjes. Wat is je sleutelscène?

De start van Kareltjes leegloperij. ‘Voor Kareltje brak toen een heerlijke tijd aan’ is mijn lievelingszin uit Een ontgoocheling.

Die zin verrast, want Kareltje is net van school gesmeten, hij heeft zijn vader de grootste ontgoocheling van zijn leven bezorgd. Hoe kan dat dan?

De leegloperijpassages – voor en na de firma Beltransat – zijn de scènes waar het mij om te doen is en die dramaturgisch de insteek zijn voor de voorstelling.

Acteur Jurgen Delnaet switcht vast niet toevallig tijdens Kareltjes ‘leegloperij’ van derde persoon naar eerste persoon enkelvoud?

Het was duidelijk dat die omschakeling op een cruciaal moment moest. Voor mij was dat het ogenblik dat Kareltje beslist om niet in de Schelde te springen, maar kiest voor het leven.

Jij vindt Kareltje géén ontgoocheling, géén loser.

Hij is beslist geen loser. Misschien is Kareltje niet van de intelligentste, maar hij heeft wel een erg groot observatievermogen. Dat is een geweldige kwaliteit. Hij is iemand met verbeeldingskracht.

Kareltje zit in het park, loopt door de stad, en ziet wonderlijke dingen gebeuren: het openstaand mangat van de riolering, een snoeiende tuinman in de bomen, het op de been helpen van een gevallen paard en andere beelden die we een paar keer herhalen omdat ze zo mooi zijn. Niets ontgaat zijn aandacht.

De leegloperij komt tegenover de leegte van zijn vaders denken over werken. Die wil dat zijn zoon advocaat wordt omdat hij dan veel geld zal verdienen en veel aanzien zal genieten.

Politici verkondigen al jaren lang: ‘Iedereen een job en we zullen allemaal gelukkig worden.’ Maar: werken is niet altijd leuk of verheffend. Kijk naar vader De Keizer.

Bij Het nieuwstedelijk – theater is teamwork en dat wil ik graag benadrukken – evolueert Kareltje van handpop van zijn vader tot een denkend en agerend wezen. Hij is geen slachtoffer.

Aanvankelijk gaat Kareltje mee in de gedachtegang van vader:  zoonlief zal advocaat worden. Waar ligt het breekpunt?

In de klas, wanneer de leraar Latijn hem na het ‘Rosa-incident’ (Kareltje leest de naam ‘Rosa’ af van een spiekbriefje als antwoord op de vraag ‘Comment dit-on ‘le seigneur’ en Latin?’ (Correcte antwoord: ‘Dominus. Génitif domini.’)) vraagt wat hij later worden wil.

Kareltje wil naar gewoonte ‘advocaat’ antwoorden, maar dan, zoals Elsschot schrijft, is ‘zijn groot hoofd aan het denken gegaan’. De jongen beseft: ik zal nooit advocaat worden, want ik kan geen Frans, geen Latijn. Ik zal toch anders moeten beginnen te kijken naar het leven, zo niet loopt het mis met mij. En precies daar wordt hij een interessant personage.

Bird’s lament

De bijbehorende muziek ondersteunt die scène zeer.

Voor mij het mooiste nummer uit de voorstelling. Ik vroeg aan de muzikanten om wat te doen met het nummer Bird’s lament van de Amerikaanse muzikant Moondog. Joris Caluwaerts (Stuff) heeft dat op zich genomen.

Moondog (1916-1999) was een Amerikaanse componist, muzikant en dichter, die grotendeels op straat leefde, zelf instrumenten bouwde en die kortom een heel creatief leven heeft geleid.

De ‘treurzang van de vogels’ is zijn bekendste werk. Je voelt er heel hard een landschap  in en blazers spelen een belangrijke rol. Een basklarinet met name.

Joris heeft een prachtig nummer gecomponeerd. Op een gegeven moment hoor je meeuwen krijsen.

De tuba kondigt van bij het begin al de slotfanfare bij de begrafenis van Louis De Keizer aan. Of niet?

Ik wilde beslist iets met zware blazers. Bij tuba en co denk je meteen aan fanfares en verenigingsleven. De voorstelling begint dus met een dubbele knipoog: naar de Lustige Whistspelers, de kaartclub waarvan De Keizer voorzitter is – tot hem die functie wordt afgenomen, en naar de stoet aan het eind van het boek. Niet eerder in producties heb ik de bassen weten komen uit een tuba!

Ik ben ook blij met het ene nummer wat de muzikanten niet zelf hebben geschreven: De club van geere bij is van de Antwerpse zanger Jaak De Vocht (1911-1979) en opgepikt door onze muzikant Benjamin Boutreur (Flat Earth Society). Hij is echt bibliotheken ingedoken om een cafélied te vinden dat kon passen bij afspanning In den Broedermin, waar de whistspelers verzamelen.

De songtekst past wonderwel, inclusief de referenties naar de rosse buurt.

Tegenwoordig zitten we in hippe koffiebars, maar in de tijd van Elsschot waren cafés wildere, brutere, vuilere kroegen waar vooral mannen bier en jenevers naar binnen klokten en waar sigaren werden gerookt.

Overigens, als ik het even in herinnering mag brengen: Elsschot schreef niet alleen grote literatuur, maar ook drinkliederen als ‘Schele Vanderlinden.’

Precies! Er zit veel muziek in Elsschot, is jouw credo.

Absoluut. De muzikaliteit van Elsschot kan ik niet genoeg benadrukken. We beginnen de voorstelling met muzikaal spreken en daar eindigen we ook mee. Spreken op muziek is iets waar ons gezelschap goed in is en dat de meeste aandacht en het grootste detail krijgt.

Elsschot maakt muziek met zijn teksten. Hij heeft beslist lettergrepen zitten tellen bij het schrijven. Vandaar dat de tekst zich ook zo vlot op muziek laat vertellen. Het is gewoon een goed huwelijk: de teksten van Elsschot en wat wij maken.

Voor we met Het nieuwstedelijk twee gezelschappen samenvoegden – de Queeste uit Limburg en Braakland/ZheBilding uit Leuven – lag bij die laatste, waar ik vandaan kom, het accent al op theater voor het oor. Audio ligt in het verlengde van theater voor het oor. Hier hebben we alles bij elkaar: en een theatervoorstelling en een audiowandeling.

Laarmans

Mag ik hier de monoloog van de heer Poortmans van Poortmans Dechesne & Co, de eerste baas van Kareltje, aanhalen? Die kent zoveel toonaarden en intonaties dat Jurgen wel een solerend muzikant lijkt.

Blij dat je die eruit pikt. Die ‘dialoog’ is een restant uit mijn afstudeerproject Het Dwaallicht (2000)! Ik vervang bij Een Ontgoocheling tekst van Elsschot door de ‘dialoog’ waarin de ritmische vraag: ‘Laarmans is het niet?’ de boventoon voert.

Om de transformatie van Robbert So tot Laarmans te krijgen had ik Robbert een spiegel in de hand gestopt en debiteerde hij een dialoogje met zichzelf. Dat heb ik hier gretig opnieuw gebruikt. Ik wist dat Jurgen daar geweldig mee aan de haal zou gaan.

De solo vertelt dat Poortmans eigenlijk niet zo’n geweldige baas is. Dat hij zijn personeel niet zo heel goed behandelt. Wat deze ‘dialoog’ nog vertelt en wat zeer belangrijk is: Kareltje krijgt na die monoloog van Poortmans het laatste woord met: ‘Nee, meneer. Ik heet De Keizer.’

Meteen de eerste keer dat Kareltje toont dat hij ergens voor staat. Dat hij een identiteit begint te krijgen en voor zichzelf durft op te komen. Hij laat zich niet zomaar Laarmans noemen, want hij heet De Keizer.

Tegelijk introduceer je op expliciete wijze Laarmans, het bekende alter ego van Elsschot, dat in diverse boeken figureert.

Ook hier toont Elsschot zich een postmodernist-avant-la-lettre. Net als Paul Auster en andere grote hedendaagse schrijvers speelt Elsschot een spel met zijn lezer en zijn eigen autobiografie.

Alle Elsschotbiografieën gaan van begin tot eind over hoe Alfons De Ridder gelinkt kan worden aan de personages uit zijn boeken. Daar zijn duizenden pagina’s aan gewijd.

Als Elsschot vanuit de hemel naar ons kan kijken, dan lacht hij vast vaak in zijn vuistje. Alleen al het feit dat zijn standbeeld pontificaal staat in de inkomhal van het Atheneum waar hij is buiten gegooid. Dat zou hij hilarisch vinden.

Ook om al die biografen, theaterbewerkers en anderen die zich maar blijven het hoofd breken over de autobiografische kanten zou hij lachen. 

Elsschot nodigt de lezer er toch zelf toe uit?

Zeker, hij noemde Een Ontgoocheling een stuk uit zijn leven en in zijn Autobiografie in briefvorm schrijft Elsschot:

‘Ik ging school op de Antwerpsche Gemeenteschool, Van Maerlandtstraat en later op het Koninklijk Atheneum van Antwerpen waar ik Pol de Mont – gezegend zij zijn naam – als professor van Nederlandsch had. Toen ik plusminus zestien was moet ik de school verlaten, hoofdzakelijk wegens baldadig gedrag. Ik werd toen loopjongen , eerst bij graanjoden, Kahn & Schoen, Beddenstraat, Antwerpen, later bij de scheepsagentuur Tonnelier & Schepens, St. Paulusstraat Antwerpen (firma voorgesteld als Beltransat in ‘Een Ontgoocheling’). Daarna heb ik een paar jaar lang niets gedaan dan slenteren en boodschappen.’

 Klinkt als Kareltje, toch?

Het gepest op het werk heb je geschrapt. De postzegelscène ook. Was het moeilijk om te schrappen?

De postzegelscène heeft er lang ingezeten, want ik vond het wel een idee om te laten zien dat Kareltje het systeem van de fraude doorzag en overwoog om eraan deel te nemen, maar we moesten inkrimpen en de basis van de Beltransat is dat hij de cognossementen kwijtspeelt. Dus: postzegels eruit. Ik kreeg een mailtje van een vrouw die dat betreurde. Een aantal mensen gaat na (of voor) de voorstelling het boek duidelijk (her)lezen. Mooi, hè?

Het gepest is er overigens ook lang in gebleven, maar het stuk moest korter. Schrappen blijft moeilijk, ook al is Een Ontgoocheling losser dan het uiterst compact gepende Het Dwaallicht.

De ‘Empire Tavern’ duurt twaalf minuten, oftewel drie keer zo lang als de gemiddelde scène. Waarom liet je die erin?

Eigenlijk had ik de scène integraal kunnen schrappen, want ze is achteraf toegevoegd door Elsschot en dat voel je. Ik behield ze integendeel integraal omdat ze fantastisch goed is geschreven. Omdat je hier de beste Elsschot aan het woord krijgt. Omdat hij zich hier en in Het Dwaallicht een postmodernist toont.

Waarin is hij – behalve in het spel met identiteit en fictie – een postmodernist?

De klassieke definitie van postmoderne literatuur focust op vermenging van genres. Het Dwaallicht is zowel een detectiveroman, een roadmovie, film noir én grote literatuur.

De waanzinnige Empire-Tavernscène is een groot klank- en lichtspel. Ze zit vol referenties aan hoe dingen klinken, hoe ze eruit zien. Luister naar zijn beschrijvingen van personages als de tapijtenturk, het roze wijf,  de Madam en die waanzinnige meute studenten die plots het bordeel binnendringen.

Jurgen noemt die inval een soort ejaculatie. Op het moment dat ‘Margot volop aan het knijpen’ is, stroomt die bar vol jonge studenten. De dames De Keizer en Van Tichelen en Kareltje worden in de vestibule tegen de muur gedrongen en tegelijk worden de twee vrouwen ook nog eens geknepen!

Het is niet Kareltje die hier ontgoochelt, wel vader De Keizer. Mevrouw De Keizer en Kareltje vergezellen mevrouw Van Tichelen, die haar man verdenkt van vreemdgaan en dan blijkt Louis De Keizer ook aanwezig in het bordeel.

De ontgoocheling zit vooral bij de vader! Louis De Keizer evolueert niet. Lees de beginzinnen:

de keizer is sigarenfabrikant
veel geld verdient hij niet
hij werkt slechts met enkele mensen
heeft te weinig kapitaal
maakt geen reclame

zodat hij niet vooruitkomt in de wereld

Aan de bijwoorden voel je al vanaf de eerste zin dat het slecht gaat met deze man. Hij begint laag bij de grond, zinkt alleen maar dieper, tot hij onder de grond, in zijn kuil gaat.

Vlaggen en wimpels

Het eerste deel van het gesprek vond plaats op de speelplaats van het Atheneum. Deel twee ontrolt zich in wat Adriaan ‘the moneymaker’ van de school (trouwfeesten, afterparty’s met wereldberoemde dj’s) noemt: de feestzaal, waar de voorstelling twee maanden lang speelt, waar de vlaggen en wimpels de zaal verluchten als betrof het de voorgevel van het stadhuis van Antwerpen. De vlaggen dragen sterke zinnen uit Elsschots tekst, in geel en zwart en andere kleuren: ‘Lig ik niet te sterven?’, of: ‘Je moet de wereld aanpakken en in de ogen kijken, man! ’

Bij die geelzwarte denk je sowieso: Vlaanderen, Vlaamsgezind, iets wat in deze school ten tijde van Pol de Mont – een gezegende naam voor Elsschot – niet in dovemansoren is gevallen.

Frans elitarisme versus opkomend flamingantisme zit in de voorstelling, maar we spelen het niet expliciet aan. Het doet je nadenken over hoe dat vandaag zit. Vandaag loopt het hier vol kinderen die thuis geen Nederlands praten, voor wie die taal een obstakel is en tegelijk de verbindende factor, want het is wel de voertaal. Heel boeiend!

Ongelofelijk, toch, die kracht van kleuren en vlaggen?

Wij recupereren het politieke gegeven ‘vlag’ voor het theater. Ik heb dertig zinnen, evenveel als de hoofdstukjes, geplukt uit mijn tekst: zinnen die inhoudelijk van belang waren of grafisch interessant. Onze vormgever Sven Roofthooft toonde me een foto van de feestzaal uit de tijd van Elsschot: hier hingen dus boeketten vlaggen.

Wat is je favoriete vlag?

Deze: gele achtergrond, zwart paard in actie en de tekst: ‘in gedachten zit ik reeds op de hoge bok en leg de zweep over de snuivende paarden / zoals michael strogoff  de koerier van de tsaar.’

En daarna volgt… een ontgoocheling.

Precies. Kareltje vlecht thuis meteen al een oefenzweep, met gordijntouw, maar hij zal niet met de paarden mogen uitrijden. Hoewel meneer Albert het heeft gezegd. Het ‘uitrijden met den wagen’ gaat over een zwartgeelrode hondenhandkar.

Het is voor het eerst dat je met een vormgever samenwerkt. Waarom en wat voegt hij toe?

Eerder was er geen geld voor, maar een vormgever is een enorme meerwaarde. In één van de recensies kregen we – dankzij vormgever Sven Roofthooft – dit compliment: ‘Niet eerder zag een voorstelling van Het nieuwstedelijk er zo kleurrijk uit.’

Onze voorstellingen zien er normaal gezien wat strenger uit, ze zijn het niet, maar ze zien er zo uit, omdat ze redelijk kaal zijn. Negentig procent van wat Het nieuwstedelijk doet, zit in de tekstmuziekcombinatie. De rest is crême fraîche.

Vertel meer over die slagroom op je taart.

Behalve de kleurenpracht van de vlaggen is er de gigantische magie die de grote ballon – het grote hoofd van Kareltje met een uniformpje aan vast – opwekt. Komt daarbij: het spel met de vitrinekast. De kast op wieltjes knipoogt naar de vitrines vol opgezette dieren in het Atheneum, maar wordt net zo goed een bar, een doodskist, en uiteraard: de hondenkar. Als je goed kijkt, zie je dat aan de vlaggen geen gewone stokken zitten, maar puntige mikadostokken. Jurgen bespeelt die attributen en de muzikanten halen zelfs muziek uit knikkers.

Audiotour

Hoog tijd voor deel twee van de voorstelling: een community-based audiotour. Waarom is dat tweede deel zo belangrijk?

Mag ik vooraf even zeggen dat deze audiowandeling net als theatermaken teamwork is? Het concept van mij, de interviews en de dramaturgie van de audiotour zijn van het driemanschap Adriaan, Sara Vertongen (die de audio in een wandeling goot) en Lucas Derycke (die alle opnames deed en montage verzorgde).

Dat community-based hoort gewoonweg bij ons, maar het is vooral een kwestie van doordenken. Je kunt Een Ontgoocheling spelen op het atheneum waar het boekje zich voor een deel afspeelt, en waar Elsschot op school heeft gezeten. Op zich een enorme meerwaarde. Tegelijk besef je: die school is wel ontzettend veranderd in vergelijking met toen Elsschot er zat. De studentenpopulatie telt nu meer dan zestig nationaliteiten. 

En zoals je al zei: Nederlands is niet hun thuistaal. En toch heb jij hen de volledige Een ontgoocheling voorgelezen.

Klopt, de volledige bewerking dan. Op hun programma stond Elsschot al, maar dat ging over een paar gedichten of een fragment uit Kaas. Ik vond dat aanvankelijk mager, maar achteraf dacht ik: misschien beter een fragment grondig lezen en hopen dat ze zo gestimuleerd worden om het hele boek te gaan lezen? Ik weet het niet, hoor.

Het laatste jaar ASO heeft het voorbije schooljaar in ieder geval de volledige Een Ontgoocheling gelezen. Ik las het verhaal en de leerlingen liet ik de stemmen van De Keizer, Kareltje, Van Tichelen en de anderen doen. Waardoor het een beetje interactief werd. Lezen wordt op die manier lol trappen.

Begrepen de leerlingen alles, denk je?

Het enige probleem vormden de finesses van Elsschots taal. De humor die vaak ook in zijn taal zit, kwam niet echt binnen, vrees ik. Daar hadden ze wat hulp nodig.

Puur op verhaalniveau was het boekje voor deze leerlingen herkenbaarder dan voor de doorsnee Vlaamse tiener. Het fenomeen strenge vader kennen zij veel beter dan bijvoorbeeld mijn kinderen (lacht). En het fenomeen zittenblijven kenden de meesten ook redelijk goed. We hebben hier meerdere Kareltjes gevonden.

Vertel.

We hebben er echt voor gekozen om de Kareltjes te highlighten. Zij zijn ook de gidsstemmen in de vier wandelingen: de Oeroude Indiaan, de Mensenvriend, het Enigmatische Meisje en de Kleine Messi. Stuk voor stuk Atheneumverhalen anno 2017. Portretten van jongeren die niet noodzakelijk de vlotste zijn, maar die inhoud hebben en zich kwetsbaar durven op te stellen.

Als je een meer psychologische lezing van Kareltje maakt en kijkt door een hedendaagse bril, zou je er ook een autist van kunnen maken. Zou kunnen. Hij heeft op zijn minst pleinvrees.

Schud je straks nog een Elsschot uit de mouw?

Ik heb mijn twee absoluut favoriete werken van Elsschot naar mijn hand gezet.

En wat zou ik dan kiezen? Lijmen/Het Been? De meer economische Elsschot , zegt mij veel minder. Met Kaas heeft Josse De Pauw heel straffe dingen gedaan in de verfilming van Orlow Seunke.

Ik weet dat Johan Petit al een tijdje goesting heeft om Tsjip aan te pakken. En ik heb inmiddels weer goesting om opnieuw met Johan samen te werken. Dus wie weet.

Maar: Elsschot heeft sowieso en absoluut toekomst. Hij zal worden gelezen en herlezen!

Een Ontgoocheling door Het nieuwstedelijk, nog tot eind april 2018 op tournee. Een boekje/schriftje met de alle interviews van de audiotour en meer kost 3 euro. Meer info: www.nieuwstedelijk.be

OVER DE REDACTRICE

MARTINE CUYT (1966) is literair journalist. In 2004 verscheen haar caleidoscopische biografie Man van woorden over Willem Elsschot. Ze bezorgde, samen met Jeroen Olyslaeger, Eenzaam spelen met Pompon van Louis Paul Boon. Momenteel werkt ze aan een boek met geduide, geschreven boekopdrachten van Elsschot.

Share

Geen ontgoocheling

Dag Blogvolgers,

Hieronder een tekst die jullie op de hoogte moet brengen van wat de hoofdmoot was van mijn activiteiten van het afgelopen jaar. Daarin bewerkte ik Een Ontgoocheling, een vroege novelle van Willem Elsschot, tot een stuk muziektheater dat op 1 juli in première gaat op Zomer Van Antwerpen en trof ik een flink deel van de voorbereidselen voor een audiowandeling, die een hedendaags licht over Elsschots meer dan 100 jaar oude tekst moet werpen.

Beide projecten vinden – gekoppeld en wel – hun finale uitdraai in het Koninklijk Atheneum Antwerpen (KAA). de plaats waar Elsschot zelf schoolliep en een flink deel van de inspiratie vond voor het schrijven van de novelle.

Ik zal de tekst aanvullen met foto’s die Katrijn Van Giel nam op de speelplaats en in de klassen van het Atheneum en die de stemacteurs, tevens de leveranciers van het tekstmateriaal van de audiowandeling, een gezicht geven. Ook zal ik hier en daar een stukje tekst uit de audiowandeling droppen, zoals ik sinds enige dagen op Facebook aan het doen ben bij wijze van ‘aftellen naar de première’.

In een volgende post zal ik meer aandacht besteden aan de voorstelling. Aan hoe de tekst bewerkt werd en hoe er muziek en spel aan werden toegevoegd. Hieronder zoom ik vooral in op hoe de audiowandeling tot stand kwam.

Veel plezier ermee!  Groet, Adriaan


AANLOOP

Een Ontgoocheling is een ‘community based’ interviewproject met als uitdraai een audiowandeling, die vervolgens gekoppeld wordt aan een muziektheatervoorstelling-op-locatie. Klinkt ingewikkeld? Lees gauw voort en het zal zo klaar als een klontje blijken.

Een Ontgoocheling (1914) is een vroege novelle van Willem Elsschot, pseudoniem voor Alfons De Ridder. Elsschot, die zichzelf graag omschreef als ‘een schrijver zonder fantasie’, baseerde zijn verhaal op zijn eigen schooltijd en (volgens sommige Elsschot-exegeten) die van zijn zoon Walter.

De jonge Alfons De Ridder groeide op in het Antwerps Statiekwartier waar zijn ouders een bakkerij uitbaatten aan de De Keyserlei. Vlakbij, aan het Gemeenteplein (de huidige Franklin Rooseveltplaats), verrees in het tweede deel van de 19de eeuw het Koninklijk Atheneum Antwerpen. Daar zou De Ridder een tijdlang schoollopen. Een tijdlang, want hij werd er na enige jaren ook weer verwijderd wegens ‘baldadig gedrag’. Dat zijn standbeeld vandaag de inkomhal van de school siert, getuigt in veel opzichten van een ironie die Elsschot allicht fel gesmaakt zou hebben.

Het Koninklijk Atheneum of Athéné Royal was einde 19de eeuw een Franstalige eliteschool in een nog sterk door Franstaligen gedomineerd België. Iedereen die iets betekende (of wilde betekenen) in de wereld sprak Frans. Steeds meer Vlamingen kwamen in opstand, ondermeer door een roep om Nederlandstalig onderwijs. Deze situatie vormt de politieke achtergrond van Een Ontgoocheling, al houdt Elsschot het meestal bij impliciete verwijzingen, die een hedendaagse lezer er niet altijd uit zal halen.

Veel hedendaagser is het hoofdthema van de novelle. Louis De Keizer, een mislukt sigarenfabrikant, stuurt zijn zoon Kareltje naar het Atheneum om er Latijn te leren en advocaat te worden. De jongen heeft immers een groot hoofd, wat voor velen genoeg is om in Karel een slim kind te vermoeden. Dat thema wil ik sterk highlighten in mijn theaterbewerking van Een Ontgoocheling, dat van verwachtingen van ouders naar hun kinderen toe én wat die verwachtingen al dan niet bij die kinderen aanrichten.

Die ‘al dan niet’ is belangrijk en ben ik pas gaan toevoegen aan de korte inhoud van de voorstelling nadat ik ben beginnen inzien dat Kareltje niet het ‘slachtoffer’ is dat je eerst in hem vermoedt. Van zodra Kareltje inziet dat hij nooit advocaat zal worden, neemt hij een aantal opmerkelijke beslissingen die even subtiel als overduidelijk tegen de wil van zijn vader (en de maatschappij) indruisen. Ook dat highlighten we in de voorstelling. Misschien is Kareltje wel meer ‘iemand van de verbeelding’?

Anno 2017 is de school die Elsschot beschrijft in Een Ontgoocheling aardig veranderd. De studentenpopulatie van het Atheneum telt inmiddels meer dan zeventig nationaliteiten. En slechts een minderheid van de leerlingen heeft klassieke Vlaamse roots. De leerlingen noemen hun school dan ook zelf een ‘allochtonenschool’.

Van het Frans uit Elsschots tijd is er nog weinig sprake, het Nederlands is de voertaal. Soms vormt de taal een obstakel, vooral voor de vele ‘nieuwkomers’ die via de OKAN-klassen (Onthaalklas Anderstaligen) die de school runt, doorstromen naar het reguliere Atheneumonderwijs (voornamelijk ASO-richtingen). Maar tegelijk is het Nederlands een niet te onderschatten verbindende factor in een zo diverse omgeving.

HERINNERING (3) – ALLOCHTONENSCHOOL

Ik voel mij goed op deze school.
Eigenlijk al. Van bij het begin.
Van bij de inschrijving.

De leerlingen zijn echt vriendelijk.
Zo het stereotype van.
‘Allochtonenschool.’
Een school vol Marokkanen.
Vol gevaarlijke deugnieten.
Dat klopt niet.

Niet dat autochtone leerlingen slecht zijn, hè.
Ook daar zitten goeie en slechte tussen.
Mens is mens, hè?

Maar de sfeer zit echt goed.
Wij hebben dezelfde mentaliteit.
Er zitten zeker grapjassen tussen.
Maar iedereen is hier serieus bezig.
Niemand stoort de les.

Toen ik het plan opvatte om, in navolging van mijn bewerking van Elsschots Het Dwaallicht tot Dwaallicht in 2010, ook Een Ontgoocheling voor theater te bewerken, leek het mij vanzelfsprekend om dat ‘op locatie’ te gaan doen. Dwaallicht maakten we in het hart van de Sint-Andrieswijk, vlakbij alle locaties waar de nachtelijke dwaaltocht van Laarmans en ‘de drie zwartjes’ zich afspeelt. Een Ontgoocheling moest zich dan ook gaan afspelen in  het Atheneum.

Locatietheater maak je in samenwerking met de buurt, de bewoners, de gemeenschap. Het stond dan ook van bij het begin vast dat ik de leerlingen, de voornaamste bewoners van de school, zou betrekken bij het project. Het nieuwstedelijk heeft niet alleen een aardige traditie in locatieprojecten, met Schroot, Vuur en Troje als recentste voorbeelden, maar ook een aantal methodes om dergelijke projecten ‘community-based’ aan te pakken. Dat wil zeggen dat je het materiaal voor de voorstelling gaat halen bij de gemeenschap die er in de slotfase het voornaamste publiek van vormt. Denk aan de Ford Genk-arbeiders in Schroot, de overlevenden en nabestaanden van de collegebrand in Heusden-Zolder in Vuur en de bewoners van het Leuvense zigeunerkamp in Troje.

De meest courante methode is werken vanuit interviews. Je interviewt een groep mensen, geeft een artistieke draai aan het verkregen materiaal en schenkt de verhalen uiteindelijk terug aan de gemeenschap. Christophe Aussems gebruikt hiervoor eerder journalistieke methodes, Sara Vertongen en ikzelf hanteren vrijere vormen, waarin voor mij de schrijf- en redigeerfase als de belangrijkste geldt.

LATER WORDEN (4) – VOETBALLER

Voetballer. Wou ik worden.
Maar nu wil ik liever focussen op school.
– En speel je nog voetbal?
Alleen op het plein.
Niet meer in een club.
Ik ben ermee gestopt.
– Spijt?
Ja.
Maar ja. Voetbal is een risico.
Als je je been breekt, lig je buiten.
Een diploma geeft zekerheid.
– En welke positie speelde je?
Aanvaller.

Ze noemden mij ‘Kleine Messi’.
– Hoezo?
‘Kleine’ omdat ik nogal kort ben.
En Messi. Ja.
Omdat ik zo goed speelde.
– Spijt?
Ja.

WERKPROCES

De leerlingen van het Atheneum betrekken bij het project ging als volgt. Om het aantal deelnemers behapbaar te maken, koos ik ervoor mij te beperken tot de vijfde- en zesdejaars. Zij die de school bijna gaan verlaten en op bijna dagelijkse basis de vraag ‘wat ga je volgend jaar doen?’ voorgeschoteld krijgen. Bij wijze van inleiding ben ik eerst de verschillende klassen afgegaan tijdens de lessen Nederlands om met de leerlingen mijn bewerking van Elsschots Een Ontgoocheling te lezen, die ik al in een vroeg stadium klaar had.

Daarna volgde een langgerekte interviewfase waarbij de interviewers (ikzelf, Sara Vertongen en freelance dramaturge Ruth Mariën) enerzijds peilden naar de toekomstverwachtingen van de leerlingen en de rol die hun ouders daarbij spelen (om zo de link te leggen met de thematiek van de Elsschotnovelle) en anderzijds vroegen naar hun verhouding tot de school. Daarbij maakten we een onderscheid tussen de school als emotioneel gegeven (herinneringen, band met leraren en medeleerlingen,…) en het fysieke schoolgebouw (favoriete plekken, plaats in de klas, vluchtroutes en verstopplekken). Dat laatste deden we vooral met de uitdraai indachtig. Geen theatervoorstelling, maar een audiowandeling door de school, een leegstaande school in de zomer.

De interviews werden door mij uitgetikt en tot korte, speelbare teksten bewerkt. Van dan af werd ‘project audiowandeling’ een volwaardig groepswerkje. Audioman Lucas Derycke vervoegde Sara en mij en samen lazen we het materiaal vele malen door, op zoek naar een dramatische en dramaturgische lijn waar we ons alledrie in vinden konden.

Vervolgens trokken we opnieuw de klassen langs om het materiaal voor te stellen aan de leerlingen, ons eerste en belangrijkste publiek. Tijdens die erg enthousiasmerende lezingen (het gebeurt niet elke dag dat je uitspraken tot tekst zijn verworden!) werden de leerlingen in één moeite door uitgenodigd om zich kandidaat te stellen als stemacteur / stemactrice.

Ik denk dat het Sara was die op het lumineuze idee kwam om niet te vragen ‘Wie doet er mee? Steek je hand maar op!’ – we vreesden op voorhand al dat dat weinig resultaat zou opleveren (je vrijwillig engageren! stel je voor!) – maar om die vraag gewoon om te keren naar ‘Wie wil er zeker en vast niet meedoen? Steek je hand maar op!’ Zo hielden we ook veel twijfelaars aan boord en dat zijn vaak de besten. Eén van de meest enthousiaste (en getalenteerde!) stemacteurs was Sufyan, één van de weinige studenten met duidelijke interesse in theater ook. Hij wist ons tijdens zijn stemopname te melden dat hij het ongelooflijk grappig vond dat we niet-aflatend mensen bleven uitnodigen die zich helemaal geen kandidaat hadden gesteld!

In het tekstmateriaal dat de interviews opleverden waren een twintigtal personages aangebracht door simpelweg teksten die samen leken te horen met mekaar te gaan combineren tot kleine, steekhoudende gehelen. Soms zijn het gewoon teksten gebaseerd op uitspraken van één en dezelfde persoon (bijvoorbeeld Oeroude Indiaan, Mensenvriend,…), soms zijn ze opgetrokken uit materiaal van meerdere geïnterviewden (Voetballer Met Spijt, Meisje Dat Veel Vriendinnen Heeft).

Dan volgde een opnamefase waar uiteindelijk meer dan de helft van de geïnterviewde leerlingen (dat is echt veel!) aan heeft deelgenomen als stemacteur. Dat maakt dit project alvast bijzonder in de geschiedenis van de community-based projecten van Het nieuwstedelijk, dat de geïnterviewden ook als spelers werden ingezet.

De laatste twee fases zijn nog niet afgerond op het ogenblik dat ik dit schrijf. Ik repeteer momenteel aan het andere deel van het project: de muziektheaterbewerking van de Elsschotnovelle met acteur Jurgen Delnaet (als Kareltje De Keizer) en vier muzikanten (de genaamden Joris Caluwaerts, Benjamin Boutreur, Lot Vandekeybus en Tim Coenen). Radioman Lucas Derycke monteert ondertussen aan vier versies van de audiowandeling, geholpen door Sara, die de montages in de slotfase zal verbinden met vier wandeltrajecten door de school, die het publiek met koptelefoons zal afleggen.

Alle wandelingen vertrekken in het auditorium, waar het publiek in groep de eerste tien minuten beluistert om vervolgens, op commado van een gidsstem, in vier verschillende richtingen uit te waaieren over het monumentale schoolgebouw. Iedere wandeling eindigt op een bijzondere plek, veelal plekken waarvan leerlingen hebben aangegeven dat je er goed ‘alleen’ kan zijn (of ‘met twee’) en ‘waar je tot rust kan komen’. Niet onbelangrijk in een druk gebouw waarvan haast alle lokalen grenzen aan enkele van de meestgebruikte straten en pleinen van de stad.

VERSTOPPEN (3) – DIT GEBOUW IS ZO UNIEK

VOETBALLER MET SPIJT

Ik ken een paar meisjes. Van Humane.
Die naar de zolder gaan.
Echt zo stiekem.
Die gaan met de trap.
Zo een keidunne trap.
Naar boven. `
Dat is pas gezellig.
Ze zitten daar echt zo. Met een groepje.
Tijdens de lunch.
Dat is wel leuk. Ik zou dat ook wel willen doen.
Een spannende plek.
Dit gebouw is zo.
Uniek.

De link tussen de audiowandeling en de voorstelling moeten de mensen zelf leggen. Maar dat we ‘Kareltjes’ zijn tegengekomen onder de Atheneumstudenten, mag zeker gezegd. Al zijn ook alle andere schoolse archetypes volop voorradig: van seuten en strevers tot stoere boys en flashy girls). Daarin verschilt een ‘allochtonenschool’ alvast in het geheel niet van een klassieke ‘witte school’.

Opmerkelijk en constant terugkerend is het grote welbevinden dat leerlingen op school ervaren. Alsook de toekomstambities die ze koesteren. Opvallend veel leerlingen (en heus niet alleen de wetenschappers en de latinisten) willen dokter worden. Maar tegelijk hoopt zowat iedereen op ‘een zo normaal mogelijk leven‘. Leerlingen die uitbundig durven dromen zijn eerder uitzondering dan regel. Ze prediken ‘realisme‘, wat wij wel een beetje gek vonden bij zestien- tot achtienjarigen.

Toch wordt ook dit weer ontroerend in de tekst ‘Toen ik in OKAN was’. Daarin vertelt een vluchtelingenkind over zijn beste jaar op school (‘Dit is een topschool!’) om te eindigen met de uitspraak dat de vaste structuur van een schooldag hem veel soelaas biedt: ‘Alle dagen lijken op mekaar en dat vind ik eigenlijk wel goed’. Het brengt op een impliciete en vooral zachte manier de vluchtelingenkwestie dichtbij. Wat een vluchteling in de eerste plaats verlangt is rust, regelmaat, veiligheid. Dromen van meer is voor later.

HERINNERING (5) – TOEN IK IN OKAN WAS

Ik heb mij hier het beste gevoeld.
Toen ik in OKAN was.
Als je als vreemdeling in België aankomt.
Dan moet je moet eerst een jaar OKAN volgen.
En ja. Ik vond dat het beste jaar van allemaal.
Niet de hele tijd echt les enzo.
En de leerkrachten waren altijd goed.

Er was één leerkracht.
Mijnheer Tom heette die.
Dat was mijn beste leerkracht ooit.
Hij hielp veel.
Hij kon heel goed wachten.
En als ik goeie punten haalde?
Dan zegde hij ‘goed zo’ enzo.

Volgens mij ben ik door hem zo goed in Nederlands.
Ik heb heel snel Nederlands geleerd.
En dat ligt aan hem.

Slechte momenten?
Geen. Dit is een topschool.
Alle dagen lijken op mekaar en dat vind ik wel goed.
Ik heb graag wat regelmaat.
Je komt naar school.
Je gaat naar huis.
Studeren. Oefeningen maken. Slapen.
De volgende dag opnieuw.
Altijd hetzelfde.
Dat vind ik eigenlijk wel goed.

Om de leerlingen te eren, om ze ‘een souvenir’ na te laten, niet alleen aan onze samenwerking, maar ook een herinnering aan zichzelf, aan elkaar en aan de school, brengen we, in samenwerking met het Atheneum, een tekstbrochure uit die al het materiaal bevat dat we in de aanloop naar de audiowandelingen verzamelden. Het boekje moet ondervangen dat het niet mogelijk was om alle teksten in de audiowalks te droppen en zo eenieders stem te laten horen. Voor ons, de makers, was het idee dat er een boekje zou komen handig bij de pijnlijke schraparbeid tijdens de montage.

BESCHOUWINGEN

Wat mij vooral bijblijft van mijn tijd op het Atheneum? Eerst en vooral een aantal bijzondere leerlingen. Anastacia bijvoorbeeld, een Oekraïens meisje dat mij na de lezing van Een Ontgoocheling in de klas aansprak omdat ze zelf ook schreef (gedichten en kortverhalen) en aansluiting zocht met andere schrijvers of literaire organisaties in Antwerpen. Ze was toen twee maanden op school en sprak al waanzinnig goed Nederlands. Niet veel later interviewde ik haar en wist ik haar te overtuigen om zich op te geven als  stemactrice.

Toen we echter na de kerstvakantie opnieuw op school waren, dit keer om de stemopnames voor te bereiden, waren haar naam en foto plots verdwenen van de lijst. Navraag bij medeleerlingen leerde dat zij en de rest van het gezin alweer uit België vertrokken waren. Oekraïne wordt niet echt als een gevaarlijk land beschouwd door de Dienst Vreemdelingenzaken, noch maakt het deel uit van de EU. Vandaar allicht.

Op het tekstmateriaal dat ik uit het interview met Anastacia haalde, is het personage Enigmatisch Meisje gebaseerd. Het enigma zit hem vooral in een vreemd soort wijsheid en zelfbewustzijn dat uit haar uitspraken spreekt. Haar plotse verdwijning lijkt dat raadselachtige alleen maar kracht bij te zetten.

ENIGMATISCH MEISJE

– Zijn jouw ouders ook pas in België?
Ja.
– En wat verwachten zij van de toekomst?
Ze hopen vooral iets goeds voor mij.
Typisch voor ouders.
Ze denken meer aan hun kind dan aan zichzelf.
– Jij moet een betere toekomst hebben dan zijzelf?
Ja.
– Daarom zijn ze ook naar hier gekomen?
Ja.
– En weegt dat op jou?
Nee. Dat is oké.
Ik weet wat ik kan.
Ik weet dat. Als ik goed werk. Dan. Ja.
Je suis capable, hein?

In de loop van het jaar hebben Lucas en ik een workshop audio gegeven aan een groepje leerlingen. Dat kaderde in het project Athena-Syntax, waarbinnen de school op initiatief van oudleraar Rudi Audiens, leerlingen actief in contact wil brengen met kunst en cultuur. Het is tijdens die workshop dat ik Salim beter heb leren kennen, een jongen die ik eerder geïnterviewd had.

Met hem en twee medeleerlingen heb ik een gedicht geschreven over het thema van de dag (Interculturele Conflicten) dat we vervolgens audiofoon hebben vertaald. Zelden heb ik iemand zo zenuwachtig geweten tijdens het inspreken van een tekst. Maar het resultaat was prachtig en Salim heeft zich niet veel later, met opvallend gestegen zelfvertrouwen, ook in de stemopnames van de audiowandeling van Een Ontgoocheling gesmeten. Hij is zelfs een van de vier ‘gidsstemmen’ geworden, niet alleen door zijn  uitstekende stemmenwerk, maar ook omdat we uit zijn interview een personage hebben gedestilleerd dat al snel één van onze favorieten is geworden, de Mensenvriend, waaruit zowel Salims licht autistische trekjes blijken als zijn hele grote hart.

YEARBOOK (3) – PRECIES GOED BEZIG MET GETALLEN

MENSENVRIEND

Ik ben gewoon een rustige leerling.
Maar waar ik goed in ben.
Is dat ik heel veel zaken kan onthouden.
Zo zullen ze mij misschien ook herinneren.
Als iemand die veel kan onthouden.
– En verder?
Ik ben rustig en sympathiek.
En ik probeer goed te zijn voor iedereen.
Ik heb dat ook gezegd.
Toen iedereen zich voor moest stellen aan de klas?
Toen heb ik gezegd dat ik iemand ben.
Die goed wil doen voor iedereen.
En toen gaf heel de klas mij een applaus.
– Die dingen die jij makkelijk onthoudt,
wat is dat dan bijvoorbeeld?
Verjaardagen van leerlingen.
Als iemand zijn verjaardag zegt.
Ik onthoud dat altijd.
Ik schrijf dat niet eens op.
Ik onthoud dat gewoon.

Ja. Ik ben gewoon goed in getallen, denk ik.
Ja. Ik ben eigenlijk precies goed bezig met getallen.

Een derde figuur is die van Farran, een Ivoriaanse jongen die het eerste deel van zijn jeugd in Afrika doorbracht om vervolgens door zijn vader naar België te zijn gehaald. Zijn teksten kwamen niet alleen bij ons  fel binnen, toen we ons tekstmateriaal in de klassen gingen presenteren, maakten die passages opvallend veel indruk op zijn medeleerlingen.

Net als bij het Enigmatisch Meisje gaat er een wijsheid, een zelfbewustzijn en een kracht van hem uit die zeldzaam is bij mensen van die leeftijd. Van hem ga ik voorlopig geen tekstjes droppen. Je moet er zijn stem bij horen! En het audiomateriaal is nog niet tot mijn beschikking. De naam van het personage dat uit zijn interview is voortgekomen wil ik dan weer wel graag kwijt: Oeroude Indiaan.

Was het dan één en al peis en vree op het Atheneum? Geen tegenwerking, geen obstakels? Ha! In dat opzicht moet ik allereerst aan die jongen denken die door Ruth geïnterviewd werd. Ik zal hem voor het gemak Ali noemen, maar dat is niet zijn echte naam. Maar goed. Ali, die had dus weinig zin in een interview met ons. Zo waren er wel meer leerlingen, wat zich vooral uitte in rondjes ‘eindeloos op de vlakte blijven’.

Binnen mijn interviewmethode is ‘eindeloos op de vlakte blijven’ echter volstrekt toegestaan. Ik geef de geïnterviewden zelfs vooraf symbolisch mee dat ‘liegen en overdrijven zijn toegelaten’. Ik ben namelijk geen journalist die op zoek is naar de waarheid, geen socioloog die onderzoek pleegt naar maatschappelijke tendensen, geen psycholoog die trauma’s, hartsgeheimen en andere diepe zieleroerselen wil blootleggen, maar een theatermaker op zoek naar materiaal voor een voorstelling (of in dit geval, een audiowandeling). Bovendien lag het aantal interviews zo hoog (63 leerlingen) dat het bijna onmogelijk is aan het einde om niet met goed gerief buiten te stappen.

Maar goed. Ali dus.  Die hield zich niet alleen op de vlakte, hij kreeg daarenboven zijn ergernis niet onder controle. En dat in een gesprek met Ruth, die haar eigen scherpe zelve was en stevig door bleef vragen.  Maar ook een dergelijke  situatie kan mooi materiaal opleveren (een volledig personage zelfs, dat ik Jongen Voor Wie Niks Hoeft heb gedoopt!), al heeft onderstaande tekst, Ali’s antwoord op de vraag ‘heb je een favoriete plek op school?’ de audiowandeling niet gehaald.

FAVORIETE PLEK (6) – DAT MAAKT NIET UIT

JONGEN VOOR WIE NIKS HOEFT

Dat is ’t school!
We spreken hier over ’t school!
Je kan toch geen favoriete plek hebben op ’t school?!
– Dat kan toch wel?!
Een bepaald lokaal, een bepaald stuk speelplaats,…?
Nee. Het is overal hetzelfde voor mij.
Overal hetzelfde.
-En thuis, heb je daar een favoriete plek?
Je kamer bijvoorbeeld?
Nee. Nee!
Het is gewoon allemaal hetzelfde, jong.
Waarom zou dat nu mijn favoriete plaats zijn, mijn kamer?
– Omdat je daar graag bent?
Iemand die niet graag thuis is of bij zijn familie.
Die zal wel graag in zijn kamer zijn.
Maar bij mij is dat niet het geval.
Bij mij is dat gewoon…
Dat maakt niet uit!
– En in de stad? Waar ga je graag naartoe?
Waar je naartoe gaat, hè? Daar ga je naartoe!
Ben je bijvoorbeeld iemand die graag gaat shoppen?
Wel, dan ga je shoppen, hè!
– Maar wat doe jij graag?
Wat ik graag doe? Ik doe vanalles, hè?
Ik doe vanalles graag, hè?!
– Bijvoorbeeld?
Liefst met mijn vrienden uitgaan.
Iets gaan doen. Ja, ik weet niet. Zulke dingen.
– En waar gaan jullie dan naartoe?
Gewoon! Overal een beetje.
Gewoon met de auto rijden en dan zien we wel.

Ja, maar, Van Aken! Zo’n allochtonenschool! Die ook nog eens nationaal bekend staat omwille van dat gepionier met dat hoofddoekenverbod? En waarvan de directrice een bekend deradicaliseringsambtenaar is? Daar moet toch meer aan de hand zijn dan gewoon een paar leerlingen die een interviewtje proberen te saboteren? Of niet?

Goh… Mogelijk. Al ben ik er vooral vriendelijke en sympathieke mensen tegengekomen, die bovendien opvallend goed in hun vel leken te zitten. De inhoud van ons project was natuurlijk sterk in handen van onze geïnterviewden en onze vragen peilden niet rechtstreeks naar het gegeven interculturaliteit (een thema dat in Elsschots tijd net iets minder aan de orde was). Al ging het er tijdens de interviews automatisch over, want een ‘hot topic’ is het zeker.

HERINNERING (15) – DIRECTRICE

Wat ik vergeten wil.
Is die tijd. Dat er hier een paar mensen.
Naar Syrië waren vertrokken.
De directrice kwam toen.
Constant langs in onze klas.
Dat wil ik vergeten.
Want zij zei de hele tijd:
‘Ja, als jullie er met iemand over willen praten…’
Ze overdreef. Ze kwam te vaak.
Waardoor wij zoiets kregen van:
‘We weten het! We weten het nu wel, oké!’

Maar goed. Als je het dan toch wil weten, het  grootste ‘incident’ dat ik meemaakte, was een hoofddoektechnische kwestie. Dat zat zo.

Ik had via mail aan de directrice gemeld dat Katrijn Van Giel, onze huisfotografe, beelden zou komen maken van de leerlingen. Toen ik de directrice even nadien tegen het lijf liep, sprak ze me aan met: ‘Die fotografe, je weet toch dat dat gevoelig ligt?’ Ik dacht toen meteen aan de meisjes: ‘Je bedoelt, omdat de meisjes hier zonder hoofddoek rondlopen?’ Waarop de directrice zei: ‘Nee, dat is geen probleem, maar ik ben goed bevriend met Luc Tuymans en dit krijg ik niet aan hem verkocht.’

Natuurlijk! Er was in een nabij verleden een beroemd opstootje tussen beeldend kunstenaar Luc Tuymans, (die een schilderij aan de school schonk dat de feestzaal opluistert en zo dus onrechtstreeks deel uitmaakt van het decor van onze voorstelling, nvdr) en  fotografe Katrijn Van Giel. Onze communicatieman Tim belde met Katrijn en die wist hem gerust te stellen: de relatie met Tuymans was inmiddels genormaliseerd, waardoor Katrijn alsnog foto’s kon komen maken zonder diplomatieke incidenten te veroorzaken.

Maar toen ik een week later met Katrijn de speelplaats afliep, op zoek naar stemacteurs die op de foto wilden, vonden we daar quasi alleen maar jongens toe bereid. Zo liepen we dan toch tegen die vermaledijde hoofddoekenkwestie aan (al waren er ook gevallen van ‘vrouwelijke onzekerheid’ bij), compleet met meisjes die op Katrijns toestel wilden checken of ze toch niet ergens op de achtergrond van een beeld zonder hoofddoek te zien waren.

Maar in één moeite door werd ook duidelijk welk een goede keuze wij hadden gemaakt om in audio te werken met de leerlingen. Als we theater hadden willen maken of – erger nog!- in video hadden gewerkt, dan was de participatiegraad, althans van de vrouwelijke helft van de studenten, een pak lager geweest. In audio werken, wat wij doen omdat het nu eenmaal bij de aard en esthetica van het gezelschap hoort,  bleek dus onbedoeld een gouden zet.

Of ik mijn mening over hoofddoeken nu heb bijgesteld? Ik heb het altijd al een moeilijk issue gevonden. Van zodra een moslima het dragen ervan als ‘vrije keuze’ verdedigt, heb ik er nog weinig tegen in te brengen.  En natuurlijk draait het niet om de hoofddoek, maar om de persoon die eronder zit. Maar feit is wel dat ik genoten heb van een school vol hoofddoekvrije moslima’s.  Het contact verloopt vlotter omdat je veel directer met een individu te doen hebt, niet met een vertegenwoordiger van een bepaalde, in dit geval religieuze groep, iets waar een hoofddoek constant aan herinnert. Ik heb zo een generatie meisjes gezien die werkelijk in niks verschilt van andere meisjes van dezelfde leeftijd.

Sowieso was het prettig toeven in het Atheneum. Het was even wennen aan de organisatie van de school, die niet direct op ons voorzien was. Meer dan eens wisten we onszelf ‘technisch werkloos’ als er weer maar eens een klas op uitstap bleek te zijn of als onze opnames vertraagd werden door langdurig afwezige leerlingen of verstoord door een onaangekondigde brandoefening. Maar daar stond de hartelijkheid van Patrik & Tarik tegenover, voor wie geen moeite teveel was, én het feit dat we dankzij de zegen van de directrice heel vrij waren in ons werk met de leerlingen. Daar moeten we zeker Jan Mertens en Alda Braeken voor danken, want hun lessen Nederlands hebben wij vaak onderbroken omdat we leerlingen kwamen oppikken voor interviews, opnames, enzomeer.

Ik hoop dat dat goede gevoel zich dat deze zomer verder zal doorzetten als de audiowandeling en de voorstelling worden opengesteld naar het publiek. Eerst zijn er nog try-outs voor de leerlingen én hun ouders. Daar kijk ik alvast naar uit. Als zij mee zijn, is het project al voor een ontzettend hoog percentage geslaagd. Daar zal geen recensie of publieksreactie (positief of negatief) iets aan kunnen veranderen.

HERINNERING (20) – HET BEELD VAN DE SCHOOL

LOOPHOLE KID

Ik zou mij herinneren.
Het beeld van de school.
Dat wil ik mij altijd kunnen herinneren.
Hoe de school eruitziet vanbinnen.
De klaslokalen.
En de speelplaats enzo.

En ook.
Mijn vrienden. Hoop ik.
De leerstof zal ik op een dag vergeten zijn.

En nu, op naar de Zomer!

Adriaan Van Aken, Het nieuwstedelijk

Meer info over het dubbelproject Een Ontgoocheling via de sites van Het nieuwstedelijk en Zomer Van Antwerpen.

Share